Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. snurken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for snurken from Dutch to Spanish

snurken:

snurken verb (snurk, snurkt, snurkte, snurkten, gesnurkt)

  1. snurken
    roncar

Conjugations for snurken:

o.t.t.
  1. snurk
  2. snurkt
  3. snurkt
  4. snurken
  5. snurken
  6. snurken
o.v.t.
  1. snurkte
  2. snurkte
  3. snurkte
  4. snurkten
  5. snurkten
  6. snurkten
v.t.t.
  1. heb gesnurkt
  2. hebt gesnurkt
  3. heeft gesnurkt
  4. hebben gesnurkt
  5. hebben gesnurkt
  6. hebben gesnurkt
v.v.t.
  1. had gesnurkt
  2. had gesnurkt
  3. had gesnurkt
  4. hadden gesnurkt
  5. hadden gesnurkt
  6. hadden gesnurkt
o.t.t.t.
  1. zal snurken
  2. zult snurken
  3. zal snurken
  4. zullen snurken
  5. zullen snurken
  6. zullen snurken
o.v.t.t.
  1. zou snurken
  2. zou snurken
  3. zou snurken
  4. zouden snurken
  5. zouden snurken
  6. zouden snurken
en verder
  1. ben gesnurkt
  2. bent gesnurkt
  3. is gesnurkt
  4. zijn gesnurkt
  5. zijn gesnurkt
  6. zijn gesnurkt
diversen
  1. snurk!
  2. snurkt!
  3. gesnurkt
  4. snurkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for snurken:

NounRelated TranslationsOther Translations
roncar snurken
VerbRelated TranslationsOther Translations
roncar snurken

Wiktionary Translations for snurken:

snurken
verb
  1. ademen met een niet goed geopende luchtpijp, waardoor een rochelend geluid ontstaat

Cross Translation:
FromToVia
snurken roncar snore — breathe during sleep with harsh noises
snurken roncar schnarchen — beim schlafen geräuschvoll atmen
snurken roncar ronflerfaire un certain bruit de la gorge et des narines respirer pendant le sommeil.
snurken roncar vrombirproduire une sorte de bourdonnement, de ronflement dû à un mouvement très rapide de rotation, d’agitation.