Dutch
Detailed Translations for sproot from Dutch to Spanish
sproot form of spruiten:
-
spruiten (uitschieten plantkunde; uitschieten)
descender de; ser originario de; derivar de; proceder de-
descender de verb
-
ser originario de verb
-
derivar de verb
-
proceder de verb
-
-
spruiten (voortspruiten)
provenir de; proceder de; derivar de; descender de; brotar de; ser originario de-
provenir de verb
-
proceder de verb
-
derivar de verb
-
descender de verb
-
brotar de verb
-
ser originario de verb
-
-
spruiten (afstammen; voortkomen; afkomstig zijn; stammen; ontspruiten)
ser originario de; derivarse de; descender de; brotar-
ser originario de verb
-
derivarse de verb
-
descender de verb
-
brotar verb
-
Conjugations for spruiten:
o.t.t.
- spruit
- spruit
- spruit
- spruiten
- spruiten
- spruiten
o.v.t.
- sproot
- sproot
- sproot
- sproten
- sproten
- sproten
v.t.t.
- ben gesproten
- bent gesproten
- is gesproten
- zijn gesproten
- zijn gesproten
- zijn gesproten
v.v.t.
- was gesproten
- was gesproten
- was gesproten
- waren gesproten
- waren gesproten
- waren gesproten
o.t.t.t.
- zal spruiten
- zult spruiten
- zal spruiten
- zullen spruiten
- zullen spruiten
- zullen spruiten
o.v.t.t.
- zou spruiten
- zou spruiten
- zou spruiten
- zouden spruiten
- zouden spruiten
- zouden spruiten
diversen
- spruit!
- spruitt!
- gesproten
- spruitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spruiten:
Related Words for "spruiten":
Wiktionary Translations for spruiten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spruiten | → col de Bruselas | ↔ Brussels sprout — vegetable |