Dutch
Detailed Translations for strak maken from Dutch to Spanish
strak maken:
-
strak maken
Conjugations for strak maken:
o.t.t.
- maak strak
- maakt strak
- maakt strak
- maken strak
- maken strak
- maken strak
o.v.t.
- maakte strak
- maakte strak
- maakte strak
- maakten strak
- maakten strak
- maakten strak
v.t.t.
- heb strak gemaakt
- hebt strak gemaakt
- heeft strak gemaakt
- hebben strak gemaakt
- hebben strak gemaakt
- hebben strak gemaakt
v.v.t.
- had strak gemaakt
- had strak gemaakt
- had strak gemaakt
- hadden strak gemaakt
- hadden strak gemaakt
- hadden strak gemaakt
o.t.t.t.
- zal strak maken
- zult strak maken
- zal strak maken
- zullen strak maken
- zullen strak maken
- zullen strak maken
o.v.t.t.
- zou strak maken
- zou strak maken
- zou strak maken
- zouden strak maken
- zouden strak maken
- zouden strak maken
en verder
- ben strak gemaakt
- bent strak gemaakt
- is strak gemaakt
- zijn strak gemaakt
- zijn strak gemaakt
- zijn strak gemaakt
diversen
- maak strak!
- maakt strak!
- strak gemaakt
- strak makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for strak maken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ajustar | strak maken | aanpassen; afstellen; afstemmen; betamen; bijstellen; conveniëren; correct zijn; deugen; ervan uitgaan; fijn bewerken; geschikt zijn; herstellen; in orde brengen; in orde maken; innaaien; kloppen; overeenbrengen; passen; passend zijn; regelen; repareren; uitkomen; uitlijnen; uitrekken; vernieuwen |