Dutch

Detailed Translations for stressen from Dutch to Spanish

stressen:

Conjugations for stressen:

o.t.t.
  1. stres
  2. strest
  3. strest
  4. stressen
  5. stressen
  6. stressen
o.v.t.
  1. streste
  2. streste
  3. streste
  4. stresten
  5. stresten
  6. stresten
v.t.t.
  1. ben gestest
  2. bent gestest
  3. is gestest
  4. zijn gestest
  5. zijn gestest
  6. zijn gestest
v.v.t.
  1. was gestest
  2. was gestest
  3. was gestest
  4. waren gestest
  5. waren gestest
  6. waren gestest
o.t.t.t.
  1. zal stressen
  2. zult stressen
  3. zal stressen
  4. zullen stressen
  5. zullen stressen
  6. zullen stressen
o.v.t.t.
  1. zou stressen
  2. zou stressen
  3. zou stressen
  4. zouden stressen
  5. zouden stressen
  6. zouden stressen
diversen
  1. stres!
  2. strest!
  3. gestest
  4. stressend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stressen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aspirar a aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; mikken op; pogen; streven; streven naar; trachten
perseguir achtervolgen; volgen
VerbRelated TranslationsOther Translations
afanarse tras stressen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; najagen; nastreven; opschieten; reppen; snellen; spoeden; trachten te verkrijgen; vervolgen; vliegen; zich haasten; zich spoeden
apresurar stressen aanblazen; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; accelereren; gas geven; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; motiveren; opdrijven; opfokken; ophitsen; opjagen; opjutten; oppoken; opruien; opschieten; opstoken; optrekken van auto; overhaasten; poken; porren; reppen; snellen; spoeden; stoken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortjagen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
apresurarse stressen aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
aspirar a stressen ambiëren; doelen; ijlen; ijveren; jachten; jagen; jakkeren; mikken op; najagen; nastreven; opschieten; reppen; snellen; spoeden; streven; streven naar; trachten te verkrijgen; vervolgen; vliegen; zich haasten; zich spoeden
dar prisa stressen aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; overhaasten; rennen; reppen; spoeden; voortmaken; zich spoeden
darse prisa stressen aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; omwoelen; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; sjezen; snel gaan; snellen; spoeden; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
desvariar stressen ijlen; kletsen; kletspraat verkopen; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken; zeveren; zwammen; zwetsen
divagar stressen bedenken; fantaseren; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; uitdenken; verdichten; verzinnen; vliegen; voorwenden; zich haasten; zich spoeden
ir volando stressen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; opvliegen; opwaarts vliegen; reppen; sjezen; snel gaan; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
irse volando stressen jachten; jakkeren; reppen; sjezen; snel gaan; spoeden
meter prisa stressen haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; rennen; reppen; snellen; spoeden; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
padecer de estrés stressen
perseguir stressen achternazitten; achtervolgen; berechten; erdoor jagen; gerechtelijk vervolgen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; najagen; nastreven; nazitten; opschieten; reppen; snellen; spoeden; trachten te verkrijgen; vervolgen; vliegen; volgen; zich haasten; zich spoeden
precipitarse stressen ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden