Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. test:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tests from Dutch to Spanish

test:

test [de ~ (m)] noun

  1. de test (proefwerk; toets; repetitie)
    el examen; la prueba escrita; el repaso; el control
  2. de test (proef)
    la prueba; el test

test

  1. test
    la prueba

Translation Matrix for test:

NounRelated TranslationsOther Translations
control proefwerk; repetitie; test; toets bedwang; beheer; beheersing; beproeving; bescherming; besturingselement; bewaking; check up; controle; ernstige toetsing; hoede; inspectie; keuring; mate van bekwaamheid; navorsing; onderzoek; overzien; schuifknop; surveillance; toezicht; toezicht houden; verkenning; zeggenschap; zorg
examen proefwerk; repetitie; test; toets bestudering; eindexamen; examen; exploratie; inspectie; kennisneming; keuring; navorsing; ondervraging; onderzoek; overhoring; scan; schoolexamen; tentamen; universitair examen
prueba proef; test acte; akte; argumentering; auditie; bewijs; bewijsstuk; bewijsvoering; blijk; computertoets; eindexamen; examen; experiment; probeersel; proef; proefdruk; proefneming; teken; toets
prueba escrita proefwerk; repetitie; test; toets
repaso proefwerk; repetitie; test; toets herhaalde oefening; herhaling; heroverweging; herstelling van materiaal; heruitzending; herziening; opknapbeurt; repetitie; revisie
test proef; test check up; inspectie; navorsing; onderzoek; tentamen; universitair examen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
control besturing

Related Words for "test":


Wiktionary Translations for test:

test
noun
  1. probeersel
  2. toets

Cross Translation:
FromToVia
test prueba test — challenge, trial
test examen; test test — academics: examination
test prueba; test test — product examination
test ensayo; intento; prueba; experimento; tentativa essai — test
test prueba test — Test d’essai
test examen; test test — Examen

External Machine Translations: