Dutch
Detailed Translations for trok from Dutch to Spanish
trekken:
-
trekken (voorttrekken)
-
trekken (rukken)
– met kracht naar je toehalen 1 -
trekken (rondreizen; reizen; zwerven)
viajar; viajar por; partir; salir; errar; estar tirado; emigrar-
viajar verb
-
viajar por verb
-
partir verb
-
salir verb
-
errar verb
-
estar tirado verb
-
emigrar verb
-
-
trekken
Conjugations for trekken:
o.t.t.
- trek
- trekt
- trekt
- trekken
- trekken
- trekken
o.v.t.
- trok
- trok
- trok
- trokken
- trokken
- trokken
v.t.t.
- heb getrokken
- hebt getrokken
- heeft getrokken
- hebben getrokken
- hebben getrokken
- hebben getrokken
v.v.t.
- had getrokken
- had getrokken
- had getrokken
- hadden getrokken
- hadden getrokken
- hadden getrokken
o.t.t.t.
- zal trekken
- zult trekken
- zal trekken
- zullen trekken
- zullen trekken
- zullen trekken
o.v.t.t.
- zou trekken
- zou trekken
- zou trekken
- zouden trekken
- zouden trekken
- zouden trekken
en verder
- ben getrokken
- bent getrokken
- is getrokken
- zijn getrokken
- zijn getrokken
- zijn getrokken
diversen
- trek !
- trekt !
- getrokken
- trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for trekken:
Related Words for "trekken":
Related Definitions for "trekken":
Wiktionary Translations for trekken:
trekken
Cross Translation:
verb
-
op een voorwerp een kracht uitoefenen in een richting die ervan wegvoert
- trekken → tirar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trekken | → llamar | ↔ attract — arouse interest |
• trekken | → desenfundar; desenvainar | ↔ draw — to pull out |
• trekken | → viajar | ↔ journey — to travel, to make a trip or voyage |
• trekken | → tirar; jalar | ↔ pull — apply force to (something) so it comes towards one |
• trekken | → librar una letra | ↔ trassieren — Geschäftsleben: einen Wechsel auf einen anderen ziehen oder ausstellen |
• trekken | → caminar | ↔ wandern — einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen |
• trekken | → tirar | ↔ ziehen — mit Anwendung von Kraft auf sich zu bewegen |
• trekken | → sacar; extraer | ↔ ziehen — Zahn, Probe, Karte, Los: entnehmen |
• trekken | → arrastrar | ↔ zurren — (transitiv), mundartlich, umgangssprachlich: Synonym für „zerren“, „ziehen“ |
• trekken | → bajar; inclinar | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• trekken | → atraer; seducir; cautivar | ↔ allécher — (figuré) Attirer par le plaisir, par l’espérance, par la séduction, etc. |
• trekken | → atraer; seducir; cautivar | ↔ appâter — attirer avec un appât. |
• trekken | → atraer; cautivar | ↔ attirer — tirer, faire venir à soi. |
• trekken | → dibujar | ↔ dessiner — Reeprésenter par un dessin |
• trekken | → solicitar; suplicar; atraer; seducir; cautivar | ↔ solliciter — inciter ou exciter à faire quelque chose. |
• trekken | → remolcar; arrastrar; atoar; ratrar | ↔ trainer — tirer après soi. |
• trekken | → arrastrar; atoar | ↔ traîner — tirer après soi. |