Dutch
Detailed Translations for tussenspringen from Dutch to Spanish
tussenspringen:
tussenspringen verb (spring tussen, springt tussen, sprong tussen, sprongen tussen, tussengesprongen)
-
tussenspringen
intervenir-
intervenir verb
-
Conjugations for tussenspringen:
o.t.t.
- spring tussen
- springt tussen
- springt tussen
- springen tussen
- springen tussen
- springen tussen
o.v.t.
- sprong tussen
- sprong tussen
- sprong tussen
- sprongen tussen
- sprongen tussen
- sprongen tussen
v.t.t.
- heb tussengesprongen
- hebt tussengesprongen
- heeft tussengesprongen
- hebben tussengesprongen
- hebben tussengesprongen
- hebben tussengesprongen
v.v.t.
- had tussengesprongen
- had tussengesprongen
- had tussengesprongen
- hadden tussengesprongen
- hadden tussengesprongen
- hadden tussengesprongen
o.t.t.t.
- zal tussenspringen
- zult tussenspringen
- zal tussenspringen
- zullen tussenspringen
- zullen tussenspringen
- zullen tussenspringen
o.v.t.t.
- zou tussenspringen
- zou tussenspringen
- zou tussenspringen
- zouden tussenspringen
- zouden tussenspringen
- zouden tussenspringen
en verder
- ben tussengesprongen
- bent tussengesprongen
- is tussengesprongen
- zijn tussengesprongen
- zijn tussengesprongen
- zijn tussengesprongen
diversen
- spring tussen!
- springt tussen!
- tussengesprongen
- tussenspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tussenspringen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
intervenir | tussenspringen | bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; optreden; performen; spelen; tussenbeide komen; tussenkomen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
intervenir | tussenbeide |