Dutch
Detailed Translations for uit eten gaan from Dutch to Spanish
uit eten gaan:
-
uit eten gaan
Conjugations for uit eten gaan:
o.t.t.
- ga uit eten
- gaat uit eten
- gaat uit eten
- gaan uit eten
- gaan uit eten
- gaan uit eten
o.v.t.
- ging uit eten
- ging uit eten
- ging uit eten
- gingen uit eten
- gingen uit eten
- gingen uit eten
v.t.t.
- ben uit eten gegaan
- bent uit eten gegaan
- is uit eten gegaan
- zijn uit eten gegaan
- zijn uit eten gegaan
- zijn uit eten gegaan
v.v.t.
- was uit eten gegaan
- was uit eten gegaan
- was uit eten gegaan
- waren uit eten gegaan
- waren uit eten gegaan
- waren uit eten gegaan
o.t.t.t.
- zal uit eten gaan
- zult uit eten gaan
- zal uit eten gaan
- zullen uit eten gaan
- zullen uit eten gaan
- zullen uit eten gaan
o.v.t.t.
- zou uit eten gaan
- zou uit eten gaan
- zou uit eten gaan
- zouden uit eten gaan
- zouden uit eten gaan
- zouden uit eten gaan
diversen
- ga uit eten!
- gat uit eten!
- uit eten gegaan
- uit eten gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uit eten gaan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
cenar fuera | uit eten gaan | |
comer fuera | uit eten gaan |