Dutch

Detailed Translations for uitschoten from Dutch to Spanish

uitschieten:

Conjugations for uitschieten:

o.t.t.
  1. schiet uit
  2. schiet uit
  3. schiet uit
  4. schieten uit
  5. schieten uit
  6. schieten uit
o.v.t.
  1. schoot uit
  2. schoot uit
  3. schoot uit
  4. schoten uit
  5. schoten uit
  6. schoten uit
v.t.t.
  1. ben uitgeschoten
  2. bent uitgeschoten
  3. is uitgeschoten
  4. zijn uitgeschoten
  5. zijn uitgeschoten
  6. zijn uitgeschoten
v.v.t.
  1. was uitgeschoten
  2. was uitgeschoten
  3. was uitgeschoten
  4. waren uitgeschoten
  5. waren uitgeschoten
  6. waren uitgeschoten
o.t.t.t.
  1. zal uitschieten
  2. zult uitschieten
  3. zal uitschieten
  4. zullen uitschieten
  5. zullen uitschieten
  6. zullen uitschieten
o.v.t.t.
  1. zou uitschieten
  2. zou uitschieten
  3. zou uitschieten
  4. zouden uitschieten
  5. zouden uitschieten
  6. zouden uitschieten
diversen
  1. schiet uit!
  2. schiet uit!
  3. uitgeschoten
  4. uitschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitschieten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dar con los huesos en el suelo onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
derivar de spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde spruiten; voortspruiten
descender de spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen; voortspruiten
deslizarse onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten afglijden; blunderen; eraf glijden; floepen; glibberen; glijden; glippen; insluipen; naar beneden glijden; omlaag glijden; ongemerkt binnendringen; roetsjen; slippen; uitglijden; wegglippen
ir a parar al suelo onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten
proceder de spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde spruiten; voortspruiten; voortvloeien uit
resbalarse onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
ser originario de spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen; voortspruiten

Wiktionary Translations for uitschieten:


Cross Translation:
FromToVia
uitschieten desguindar; largar; halar; arriar fierenSeemannssprache: ein Tau, eine Kette kontrolliert ablaufen lassen, um Lasten, Segel, Anker und dergleichen herunterzulassen