Summary
Dutch
Detailed Translations for uitwijzen from Dutch to Spanish
uitwijzen:
Conjugations for uitwijzen:
o.t.t.
- wijs uit
- wijst uit
- wijst uit
- wijzen uit
- wijzen uit
- wijzen uit
o.v.t.
- wees uit
- wees uit
- wees uit
- wezen uit
- wezen uit
- wezen uit
v.t.t.
- ben uitgewezen
- bent uitgewezen
- is uitgewezen
- zijn uitgewezen
- zijn uitgewezen
- zijn uitgewezen
v.v.t.
- was uitgewezen
- was uitgewezen
- was uitgewezen
- waren uitgewezen
- waren uitgewezen
- waren uitgewezen
o.t.t.t.
- zal uitwijzen
- zult uitwijzen
- zal uitwijzen
- zullen uitwijzen
- zullen uitwijzen
- zullen uitwijzen
o.v.t.t.
- zou uitwijzen
- zou uitwijzen
- zou uitwijzen
- zouden uitwijzen
- zouden uitwijzen
- zouden uitwijzen
diversen
- wijs uit!
- wijst uit!
- uitgewezen
- uitwijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitwijzen:
Wiktionary Translations for uitwijzen:
uitwijzen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitwijzen | → probar; demostrar | ↔ démontrer — prouver d’une manière évidente et convaincante. |
• uitwijzen | → designar; adscribir | ↔ désigner — Traduction à trier |
• uitwijzen | → indicar; enseñar; mostrar; señalar | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• uitwijzen | → mostrar; indicar; señalar; enseñar | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |
• uitwijzen | → probar; demostrar | ↔ prouver — établir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage. |