Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. vermannen:


Dutch

Detailed Translations for vermannen from Dutch to Spanish

vermannen:

vermannen verb (verman, vermant, vermande, vermanden, vermand)

  1. vermannen

Conjugations for vermannen:

o.t.t.
  1. verman
  2. vermant
  3. vermant
  4. vermannen
  5. vermannen
  6. vermannen
o.v.t.
  1. vermande
  2. vermande
  3. vermande
  4. vermanden
  5. vermanden
  6. vermanden
v.t.t.
  1. heb vermand
  2. hebt vermand
  3. heeft vermand
  4. hebben vermand
  5. hebben vermand
  6. hebben vermand
v.v.t.
  1. had vermand
  2. had vermand
  3. had vermand
  4. hadden vermand
  5. hadden vermand
  6. hadden vermand
o.t.t.t.
  1. zal vermannen
  2. zult vermannen
  3. zal vermannen
  4. zullen vermannen
  5. zullen vermannen
  6. zullen vermannen
o.v.t.t.
  1. zou vermannen
  2. zou vermannen
  3. zou vermannen
  4. zouden vermannen
  5. zouden vermannen
  6. zouden vermannen
diversen
  1. verman!
  2. vermant!
  3. vermand
  4. vermannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vermannen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sobreponerse vermannen