Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- vertrek:
- vertrekken:
-
Wiktionary:
- vertrek → cámara, cuarto, habitación, partida, salida
- vertrek → salida, despedida, espacio, lugar, cuarto, habitación, pieza, sala, recámara, despegue, partida, desaparición, obra, parche, acta, certificado, acto, trozo, parte, cámara, aula
- vertrekken → salir, irse, marcharse, zarpar
- vertrekken → evadir, fugar, irse, salir, partir, acuartelamiento, arrancar
Dutch
Detailed Translations for vertrek from Dutch to Spanish
vertrek:
-
het vertrek (afreis)
-
het vertrek (ruimte in een gebouw; kamer; vertrekken)
Translation Matrix for vertrek:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cuarto | kamer; ruimte in een gebouw; vertrek; vertrekken | grote kamer; kwarto; vierendeel; zaal |
salida | afreis; vertrek | afrit; afvaart; afvaren; exodus; hulpmiddel; redmiddel; ressource; uitgang; uitloop; uitrit; uittocht; uitvaren; uitvoer; uitweg |
- | kamer | |
Other | Related Translations | Other Translations |
cuarto | vierde |
Synonyms for "vertrek":
Related Definitions for "vertrek":
Wiktionary Translations for vertrek:
vertrek
Cross Translation:
noun
-
een afgesloten deel van een woning
- vertrek → cámara; cuarto; habitación
-
de actie van het vertrekken of weggaan
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vertrek | → salida; despedida | ↔ departure — The act of departing |
• vertrek | → espacio; lugar | ↔ room — space |
• vertrek | → cuarto; habitación; pieza; sala; recámara | ↔ room — division in a building |
• vertrek | → despegue | ↔ Abflug — Luftfahrt: die nach Flugplan vorgesehene Startzeit eines Luftfahrzeuges |
• vertrek | → salida; partida | ↔ Abfahrt — Beginn einer Fahrt (meist zu einem bestimmten Zeitpunkt oder ab einem bestimmten, örtlich festgelegten Punkt) |
• vertrek | → desaparición | ↔ disparition — action de disparaître ; résultat de cette action. |
• vertrek | → salida; despedida | ↔ départ — Action de quitter |
• vertrek | → salida | ↔ départ — moment précis de l'action de partir. |
• vertrek | → obra; parche; acta; certificado; acto; trozo; parte | ↔ pièce — partie, portion, morceau d’un tout. |
• vertrek | → cuarto; habitación; cámara; aula | ↔ salle — pièce d’un bâtiment. |
vertrek form of vertrekken:
Conjugations for vertrekken:
o.t.t.
- vertrek
- vertrekt
- vertrekt
- vertrekken
- vertrekken
- vertrekken
o.v.t.
- vertrok
- vertrok
- vertrok
- vertrokken
- vertrokken
- vertrokken
v.t.t.
- ben vertrokken
- bent vertrokken
- is vertrokken
- zijn vertrokken
- zijn vertrokken
- zijn vertrokken
v.v.t.
- was vertrokken
- was vertrokken
- was vertrokken
- waren vertrokken
- waren vertrokken
- waren vertrokken
o.t.t.t.
- zal vertrekken
- zult vertrekken
- zal vertrekken
- zullen vertrekken
- zullen vertrekken
- zullen vertrekken
o.v.t.t.
- zou vertrekken
- zou vertrekken
- zou vertrekken
- zouden vertrekken
- zouden vertrekken
- zouden vertrekken
diversen
- vertrek!
- vertrekt!
- vertrokken
- vertrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het vertrekken (ruimte in een gebouw; kamer; vertrek)
-
het vertrekken (heengaan)
-
het vertrekken (weggaan)
Translation Matrix for vertrekken:
Synonyms for "vertrekken":
Antonyms for "vertrekken":
Related Definitions for "vertrekken":
Wiktionary Translations for vertrekken:
vertrekken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vertrekken | → evadir; fugar | ↔ abscond — to depart secretly |
• vertrekken | → irse | ↔ depart — to leave |
• vertrekken | → salir | ↔ exit — go out |
• vertrekken | → partir | ↔ exit — leave |
• vertrekken | → salir; irse; partir | ↔ leave — To depart (intransitive) |
• vertrekken | → acuartelamiento | ↔ quarters — housing, barracks |
• vertrekken | → partir; salir; arrancar | ↔ démarrer — Mettre en marche, en mouvement ou commencer. (Sens général). |
• vertrekken | → salir; irse | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |