Dutch
Detailed Translations for vlokken from Dutch to Spanish
vlokken:
-
vlokken (pluizen)
Conjugations for vlokken:
o.t.t.
- vlok
- vlokt
- vlokt
- vlokken
- vlokken
- vlokken
o.v.t.
- vlokte
- vlokte
- vlokte
- vlokten
- vlokten
- vlokten
v.t.t.
- heb gevlokt
- hebt gevlokt
- heeft gevlokt
- hebben gevlokt
- hebben gevlokt
- hebben gevlokt
v.v.t.
- had gevlokt
- had gevlokt
- had gevlokt
- hadden gevlokt
- hadden gevlokt
- hadden gevlokt
o.t.t.t.
- zal vlokken
- zult vlokken
- zal vlokken
- zullen vlokken
- zullen vlokken
- zullen vlokken
o.v.t.t.
- zou vlokken
- zou vlokken
- zou vlokken
- zouden vlokken
- zouden vlokken
- zouden vlokken
diversen
- vlok!
- vlokt!
- gevlokt
- vlokken
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vlokken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
formar pelusa | pluizen; vlokken | |
soltar pelusa | pluizen; vlokken |
Related Words for "vlokken":
vlokken form of vlok:
Translation Matrix for vlok:
Noun | Related Translations | Other Translations |
copo | dotje; vlok | |
moño | dotje; vlok | borstel; haarborstel; haarknot; haarkuif; hanenkam; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; knuppel; kuif; vlecht; wrong |