Dutch
Detailed Translations for voorbewerken from Dutch to Spanish
voorbewerken:
-
voorbewerken (prepareren; voorwerken)
Conjugations for voorbewerken:
o.t.t.
- bewerk voor
- bewerkt voor
- bewerkt voor
- bewerken voor
- bewerken voor
- bewerken voor
o.v.t.
- bewerkte voor
- bewerkte voor
- bewerkte voor
- bewerkten voor
- bewerkten voor
- bewerkten voor
v.t.t.
- heb voorbewerkt
- hebt voorbewerkt
- heeft voorbewerkt
- hebben voorbewerkt
- hebben voorbewerkt
- hebben voorbewerkt
v.v.t.
- had voorbewerkt
- had voorbewerkt
- had voorbewerkt
- hadden voorbewerkt
- hadden voorbewerkt
- hadden voorbewerkt
o.t.t.t.
- zal voorbewerken
- zult voorbewerken
- zal voorbewerken
- zullen voorbewerken
- zullen voorbewerken
- zullen voorbewerken
o.v.t.t.
- zou voorbewerken
- zou voorbewerken
- zou voorbewerken
- zouden voorbewerken
- zouden voorbewerken
- zouden voorbewerken
diversen
- bewerk voor!
- bewerkt voor!
- voorbewerkt
- voorbewerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voorbewerken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
preparar | bereiden; klaarmaken; toebereiden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
preparar | prepareren; voorbewerken; voorwerken | alvast neerzetten; bereiden; brouwen; eten bereiden; gereed maken; gereedmaken; iets toebereiden; klaarmaken; klaarzetten; koken; kokkerellen; prepareren; toebereiden; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen |