Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- voortplanten:
-
Wiktionary:
- voortplanten → reproducir, proliferar, propagar
- voortplanten → propagar
Dutch
Detailed Translations for voortplanten from Dutch to Spanish
voortplanten:
-
voortplanten (vermenigvuldigen)
procrearse; acumular; multiplicar; acumularse; amontonarse; apilarse-
procrearse verb
-
acumular verb
-
multiplicar verb
-
acumularse verb
-
amontonarse verb
-
apilarse verb
-
Conjugations for voortplanten:
o.t.t.
- plant voort
- plant voort
- plant voort
- planten voort
- planten voort
- planten voort
o.v.t.
- plantte voort
- plantte voort
- plantte voort
- plantten voort
- plantten voort
- plantten voort
v.t.t.
- heb voortgeplant
- hebt voortgeplant
- heeft voortgeplant
- hebben voortgeplant
- hebben voortgeplant
- hebben voortgeplant
v.v.t.
- had voortgeplant
- had voortgeplant
- had voortgeplant
- hadden voortgeplant
- hadden voortgeplant
- hadden voortgeplant
o.t.t.t.
- zal voortplanten
- zult voortplanten
- zal voortplanten
- zullen voortplanten
- zullen voortplanten
- zullen voortplanten
o.v.t.t.
- zou voortplanten
- zou voortplanten
- zou voortplanten
- zouden voortplanten
- zouden voortplanten
- zouden voortplanten
diversen
- plant voort!
- plant voort!
- voortgeplant
- voortplantend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voortplanten:
Wiktionary Translations for voortplanten:
voortplanten
Cross Translation:
verb
-
een nieuwe generatie voorbrengen
- voortplanten → reproducir; proliferar
-
voortbewegen van
- voortplanten → propagar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voortplanten | → propagar | ↔ propager — multiplier par voie de génération, de reproduction. |