Summary
Dutch
Detailed Translations for watert from Dutch to Spanish
wateren:
Conjugations for wateren:
o.t.t.
- water
- watert
- watert
- wateren
- wateren
- wateren
o.v.t.
- waterde
- waterde
- waterde
- waterden
- waterden
- waterden
v.t.t.
- heb gewaterd
- hebt gewaterd
- heeft gewaterd
- hebben gewaterd
- hebben gewaterd
- hebben gewaterd
v.v.t.
- had gewaterd
- had gewaterd
- had gewaterd
- hadden gewaterd
- hadden gewaterd
- hadden gewaterd
o.t.t.t.
- zal wateren
- zult wateren
- zal wateren
- zullen wateren
- zullen wateren
- zullen wateren
o.v.t.t.
- zou wateren
- zou wateren
- zou wateren
- zouden wateren
- zouden wateren
- zouden wateren
diversen
- water!
- watert!
- gewaterd
- waterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wateren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
mear | plassen; zeiken | |
orinar | plassen; zeiken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hacer pis | plassen; urineren; wateren | |
mear | plassen; urineren; wateren | zemelen |
orinar | plassen; urineren; wateren |
Related Words for "wateren":
Wiktionary Translations for wateren:
wateren
Cross Translation:
verb
-
urine uitscheiden
- wateren → orinar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wateren | → aguas | ↔ water — body of water, or specific part of it |
• wateren | → pis | ↔ wee — to urinate |
• wateren | → orinar | ↔ urinieren — (intransitiv) Urin ausscheiden; Harn, Wasser lassen |
• wateren | → abrevar | ↔ abreuver — faire boire (un animal, particulièrement un cheval). |
• wateren | → regar; abrevar; aguar | ↔ arroser — humecter, mouiller quelque chose en versant de l’eau dessus, ou quelque autre liquide. |