Dutch
Detailed Translations for wegvoert from Dutch to Spanish
wegvoeren:
Conjugations for wegvoeren:
o.t.t.
- voer weg
- voert weg
- voert weg
- voeren weg
- voeren weg
- voeren weg
o.v.t.
- voerde weg
- voerde weg
- voerde weg
- voerden weg
- voerden weg
- voerden weg
v.t.t.
- heb weggevoerd
- hebt weggevoerd
- heeft weggevoerd
- hebben weggevoerd
- hebben weggevoerd
- hebben weggevoerd
v.v.t.
- had weggevoerd
- had weggevoerd
- had weggevoerd
- hadden weggevoerd
- hadden weggevoerd
- hadden weggevoerd
o.t.t.t.
- zal wegvoeren
- zult wegvoeren
- zal wegvoeren
- zullen wegvoeren
- zullen wegvoeren
- zullen wegvoeren
o.v.t.t.
- zou wegvoeren
- zou wegvoeren
- zou wegvoeren
- zouden wegvoeren
- zouden wegvoeren
- zouden wegvoeren
diversen
- voer weg!
- voert weg!
- weggevoerd
- wegvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wegvoeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
llevarse | wegleiden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
evacuar | wegleiden; wegvoeren | evacueren; leegruimen; ontruimen; ruimen |
llevarse | afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren | achteruitgaan; afnemen; beroven van; declineren; depriveren; minder worden; ontnemen; te kort doen |
transportar | wegleiden; wegvoeren | brengen; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; mobiliseren; toedragen; toevoeren; transporteren; vervoeren |
trasladar | wegleiden; wegvoeren | brengen; demonteren; disloqueren; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; ontmantelen; onttakelen; overhevelen; overtappen; overzetten; roeren; transponeren; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten |