Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. willen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for willend from Dutch to Spanish

willen:

willen verb (wil, wilt, wil/wilt, wilde, wilden, gewild)

  1. willen (wensen)
    querer; desear
  2. willen (moeten; believen)

Conjugations for willen:

o.t.t.
  1. wil
  2. wilt
  3. wil/wilt
  4. willen
  5. willen
  6. willen
o.v.t.
  1. wilde
  2. wilde
  3. wilde
  4. wilden
  5. wilden
  6. wilden
v.t.t.
  1. heb gewild
  2. hebt gewild
  3. heeft gewild
  4. hebben gewild
  5. hebben gewild
  6. hebben gewild
v.v.t.
  1. had gewild
  2. had gewild
  3. had gewild
  4. hadden gewild
  5. hadden gewild
  6. hadden gewild
o.t.t.t.
  1. zal willen
  2. zult willen
  3. zal willen
  4. zullen willen
  5. zullen willen
  6. zullen willen
o.v.t.t.
  1. zou willen
  2. zou willen
  3. zou willen
  4. zouden willen
  5. zouden willen
  6. zouden willen
diversen
  1. wil!
  2. wilt!
  3. gewild
  4. willend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for willen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
desear wensen; willen begeren; hopen; op hopen zetten; spinzen; toewensen; uitkijken; uitzien; uitzien naar; van hoop vervuld zijn; verlangen
haber de believen; moeten; willen dienen; moeten; verplicht zijn; zullen
querer believen; moeten; wensen; willen begeren; beminnen; hopen; houden van; kwijnen; kwijnend verlangen; liefhebben; minnen; op hopen zetten; smachten; snakken; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
tener que believen; moeten; willen behoeven; benodigen; dienen; hoeven; moeten; nodig hebben; verplicht zijn; zullen

Related Words for "willen":


Related Definitions for "willen":

  1. het bewust proberen te doen, het verlangen of wensen1
    • hij wil weer naar school gaan1
  2. werkwoord dat een mogelijkheid aangeeft1
    • het wil wel eens gebeuren dat de auto niet start1

Wiktionary Translations for willen:

willen
verb
  1. iets als verlangen hebben

Cross Translation:
FromToVia
willen pretender; intentar mean — to intend; plan on doing
willen querer; desear want — desire
willen desear wish — to hope for an outcome
willen querer; tener ganas vouloir — Avoir l’intention, la volonté de faire quelque chose, s’y déterminer. (Sens général)