Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. zoomen:
  2. zoom:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zoomen from Dutch to Spanish

zoomen:

zoomen verb

  1. zoomen

Translation Matrix for zoomen:

Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
zoom zoomen in-/uitzoomen; inzoomen

zoomen form of zoom:

zoom [de ~ (m)] noun

  1. de zoom (rand)
    el margen; el linde; la almena; el extremo; el dobladillo; el confín; el reborde; el lado; el marco; el borde; la moldura

Translation Matrix for zoom:

NounRelated TranslationsOther Translations
almena rand; zoom kanteel; lijst; schilderijlijst; vleugel van een gebouw
borde rand; zoom band; boekdeel; boord; boordsel; deel; flank; galon; geluidsniveau; gootlijst; haarband; haarlint; halskraag; kader; kant; koers; kraag; kranslijst; lijst; lint; omranding; omtrek; omzoming; oplegsel; passement; rand; randje; route; schilderijlijst; vleugel van een gebouw; volume; vorm; wal; waterkant; zij; zijde; zijde van een schip; zijkant
confín rand; zoom
dobladillo rand; zoom inleg; minimum inleg
extremo rand; zoom buitenspeler; eindpunt; grens; lagereind; licht bier; limiet; pils; speler buitenshuis; uiteinde; uiterste; ultra
lado rand; zoom been; flank; kant; zij; zijde; zijde van een schip; zijkant
linde rand; zoom
marco rand; zoom allegaartje; boordsel; frame; galon; geraamte; gezichtsmasker; graadmeetapparaat; graadmeter; gradenmeter; ijk; ijking; indicator; kozijn; kroonlijst; mark; mengelmoes; omtrek; omzoming; oplegsel; passement; raamwerk; samenraapsel; skelet; vensterkozijn; vorm
margen rand; zoom afdrukmarge; kant; kantlijn; marge; paginamarge; speelruimte; speling; vrije ruimte; winstmarge; zij; zijde
moldura rand; zoom kroonlijst; lijstwerk
reborde rand; zoom keer; kentering; manchet; manchetknoop; ombuiging; omkeer; ommekeer; ommezwaai; omslag; rand; richel
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
borde rand
extremo eindpunt
ModifierRelated TranslationsOther Translations
extremo bijzonder; bovenmatig; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; enorm; excessief; extravagant; extreem; godgeklaagd; heel erg; hemeltergend; hogelijk; mateloos; ontiegelijk; overmatig; schandalig; schandelijk; schromelijk; ten hemel schreiend; ten zeerste; tomeloos; uitermate; uiterst; ultra; verfoeilijk; week; zeer; zeer ergerlijk; zeerste; zwak

Related Words for "zoom":

  • zomen, zoompje, zoompjes

Wiktionary Translations for zoom:


Cross Translation:
FromToVia
zoom bastilla; dobladillo hem — border of an article of clothing doubled back and stitched together
zoom costura seam — folded back and stitched piece of fabric
zoom linde lisière — Ce qui terminer des deux côtés la largeur d’une étoffe ; la partie où la trame s’boucler par le retour de la navette sur elle-même.