Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. slaaf:
  2. afslaan:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for Slaaf from Dutch to French

Slaaf form of slaaf:

slaaf [de ~ (m)] noun

  1. de slaaf (lijfeigene)
    l'esclave; le serf

Translation Matrix for slaaf:

NounRelated TranslationsOther Translations
esclave lijfeigene; slaaf dienstslaaf; slavin
serf lijfeigene; slaaf horige

Related Words for "slaaf":


Wiktionary Translations for slaaf:


Cross Translation:
FromToVia
slaaf esclave; serf; serve slave — person owned by another

Slaaf form of afslaan:

afslaan [znw.] noun

  1. afslaan (afwijzen; weigeren)
    le rejet; le refus

afslaan verb (sla af, slaat af, sloeg af, sloegen af, afgeslagen)

  1. afslaan (abstineren; onthouden; afwijzen; afwimpelen; bedanken)
    repousser; rejeter; refuser; s'abstenir; s'abstenir de
    • repousser verb (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • rejeter verb (rejette, rejettes, rejetons, rejetez, )
    • refuser verb (refuse, refuses, refusons, refusez, )
    • s'abstenir verb

Conjugations for afslaan:

o.t.t.
  1. sla af
  2. slaat af
  3. slaat af
  4. slaan af
  5. slaan af
  6. slaan af
o.v.t.
  1. sloeg af
  2. sloeg af
  3. sloeg af
  4. sloegen af
  5. sloegen af
  6. sloegen af
v.t.t.
  1. heb afgeslagen
  2. hebt afgeslagen
  3. heeft afgeslagen
  4. hebben afgeslagen
  5. hebben afgeslagen
  6. hebben afgeslagen
v.v.t.
  1. had afgeslagen
  2. had afgeslagen
  3. had afgeslagen
  4. hadden afgeslagen
  5. hadden afgeslagen
  6. hadden afgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal afslaan
  2. zult afslaan
  3. zal afslaan
  4. zullen afslaan
  5. zullen afslaan
  6. zullen afslaan
o.v.t.t.
  1. zou afslaan
  2. zou afslaan
  3. zou afslaan
  4. zouden afslaan
  5. zouden afslaan
  6. zouden afslaan
en verder
  1. ben afgeslagen
  2. bent afgeslagen
  3. is afgeslagen
  4. zijn afgeslagen
  5. zijn afgeslagen
  6. zijn afgeslagen
diversen
  1. sla af!
  2. slaat af!
  3. afgeslagen
  4. afslaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afslaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
refus afslaan; afwijzen; weigeren afkeuring; afwijzing; blauwtje; ontzeggen; ontzegging; rejectie; terugwijzen; terugwijzing; verwerping; verworpenheid; weigering
rejet afslaan; afwijzen; weigeren afkeuring; afwijzing; afwimpelen; rejectie; terugwijzen; terugwijzing; verwerping; verworpenheid; weigering
VerbRelated TranslationsOther Translations
refuser abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden afkeuren; afschepen; afwijzen; afwimpelen; bedanken; danken; laten passeren; terzijde schuiven; verbieden; veroordelen; versmaden; wegsturen; weigeren
rejeter abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden afketsen; afschepen; afschuiven; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; bedanken; danken; declineren; laten passeren; spruiten; teruggooien; terugwerpen; terugwijzen; uitschieten; uitschieten plantkunde; verdedigen; versmaden; verstoten; vertikken; verwaarlozen; verweren; verwerpen; wegcijferen; wegstemmen; wegsturen; weigeren; weren
repousser abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden afduwen; afhouden; afketsen; afkeuren; afnemen; afschepen; afschrikken; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; afzonderen; bang maken; buitensluiten; ecarteren; evacueren; laten passeren; leegruimen; lichten; ontruimen; opduwen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; terugdrijven; terugdringen; terughouden; terugwijzen; uitsluiten; uitstellen; verdedigen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; versmaden; verstoten; vertragen; vervreemden; verweren; verwerpen; verwijderen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegbrengen; wegdoen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghalen; wegnemen; wegschuiven; wegstemmen; wegsturen; wegwerken; weren
s'abstenir abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden abstineren; vasten
s'abstenir de abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden abstineren; vasten; zich onthouden



Wiktionary Translations for Slaaf:

Slaaf
noun
  1. géog|nocat=1 habitant ou habitante d’Europe centrale ou Europe orientale dont la langue fait partie du groupe des langues slaves.

Cross Translation:
FromToVia
Slaaf Slave Slav — a member of a group of peoples in Eastern Europe speaking a Slavic language

External Machine Translations: