Noun | Related Translations | Other Translations |
bas
|
|
kniekous; kous
|
calculateur
|
|
PC; computer; rekenaar
|
fin
|
|
afhaken; beëindiging; conclusie; eind; einde; eindigen; eindpunt; eindstreep; end; finale; finish; finishlijn; kappen; laatste opvoering; meet; ontknoping; ophouden; slot; slotbeschouwing; slotstuk; sluiting; sluitstuk; staken; uiteinde; uitscheiden
|
hypocrite
|
|
draaier; gladjanus; gluiperd; huichelaar; huichelaarster; hypocriet; schijnheilige; veinzer
|
lisse
|
|
schering
|
malicieux
|
|
bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; sluwheid; snoodheid
|
malin
|
|
bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; kei; listigheid; slimme vos; slimmerd; sluwheid; snoodheid
|
méchant
|
|
eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap; stouterd
|
plat
|
|
diner; eten; etensbakje; gerecht; kost; kosten; maal; maaltijd; onkosten; plaat; presenteerblaadje; schotel; schoteltje; trog; uitgaaf; uitgaven; voederkrib; voedertrog; voedingsmiddelen; voedsel
|
roublard
|
|
gladjanus; gluiperd
|
rusé
|
|
doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; goochemheid; leperd; leperik; listigheid; schranderheid; sluwheid; snoodheid; uitgeslapenheid
|
sournois
|
|
gladjanus; gluiperd; gluiperds
|
traître
|
|
landverrader; verklapper; verlinker; verrader
|
uniforme
|
|
tenue; uniform
|
vilain
|
|
jongen; rakker
|
égal
|
|
gelijke; weerga
|
Other | Related Translations | Other Translations |
malicieux
|
|
boosaardig; slecht
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
aiguisé
|
arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; slinks; sluw
|
gescherpt; messcherp; vlijmscherp
|
astucieusement
|
gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
|
adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; gehaaid; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
|
astucieux
|
gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
|
adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; geniaal; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; krankzinnig; kundig; kunstig; met een fluwelen tong; met een gladde tong; pienter; raak; reuze; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spitsvondig; te gek; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk; waanzinnig; welsprekend; wijs
|
avec astuce
|
gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
|
briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk
|
avec ruse
|
gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
|
adrem; bijdehand; gevat; raak; scherpzinnig; snedig; spitsvondig; uitgekiend
|
bas
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
banaal; bedriegelijk; diep; gedempt; gefingeerd; gemeen; grof; halfluid; laag; laag liggend; laag-bij-de-grond; laaghangend; laaghartig; lomp; nagemaakt; niet hoog; onecht; onedel; onwaar; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vals; vunzig
|
bassement
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
banaal; bedriegelijk; gefingeerd; gemeen; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vals; vunzig
|
calculateur
|
gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
|
berekenend; gehaaid; gewiekst
|
calculé
|
gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
|
berekenend; doorgedacht; gehaaid; gewiekst
|
fieffé
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
|
fin
|
arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; slinks; sluw
|
adrem; bijdehand; delicaat; dun; elegant; fel; fijn; fijn van smaak; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gevat; gracieus; grievend; hanig; krenkend; kwetsend; lichtgebouwd; pinnig; raak; rank; scherp; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slank; slim; snedig; snibbig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgeslapen; vinnig; vlijmend
|
futé
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; gehaaid; gevat; gewiekst; goochem; kien; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
|
hiberné
|
door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen
|
|
hypocrite
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
achterbaks; gehuicheld; geniepig; geveinsd; gluiperig; heimelijk; huichelachtig; in het geheim; in het geniep; onoprecht; op steelse wijze; schijnheilig; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks
|
lisse
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
glad neerliggend; sluik
|
malicieux
|
arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw
|
bengelachtig; boefachtig; boosaardig; duivelachtig; duivels; ernaast; fout; foutief; gemeen; gluiperig; guitig; hatelijk; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaadaardig; kwajongensachtig; malicieus; mis; ondeugend; onjuist; onwaar; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; schurkachtig; serpentachtig; snaaks; spotachtig; stekelig; ten onrechte; vals; verkeerd; verraderlijk; vijandig
|
malin
|
achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
adrem; bedachtzaam; berekenend; bij de pinken; bijdehand; clever; correct; doordacht; duivelachtig; duivels; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; geniaal; gevat; gewiekst; goochem; kien; krankzinnig; kwaadaardig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; reuze; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spits; spitsvondig; te gek; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig; verstandig; waanzinnig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
minable
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
achterbaks; armoedig; armzalig; bar; bedonderd; belazerd; deerniswekkend; diep ongelukkig; droog; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; geniepig; gluiperig; haveloos; in het geniep; luizig; pover; rampzalig; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; snood; stiekem; verlopen
|
miteux
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen
|
méchant
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
banaal; bar slecht; bedriegelijk; donker; dubieus; duister; duivelachtig; duivels; erg boosaardig; gefingeerd; gemeen; giftig; glibberig; grof; honds; kwaadaardig; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; met slechte intentie; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; pesterig; plat; platvloers; schunnig; serpentachtig; slecht; triviaal; vals; venijnig; verdacht; vunzig
|
perfide
|
achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
achterbaks; bedriegelijk; duivelachtig; duivels; gefingeerd; gemeen; geniepig; giftig; gluiperig; heimelijk; in het geheim; in het geniep; kwaadaardig; kwaadwillig; met slechte intentie; min; nagemaakt; onecht; ontrouw; onwaar; op steelse wijze; overspelig; perfide; slecht; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; vals; venijnig
|
perfidement
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
achterbaks; bedriegelijk; duivelachtig; duivels; gefingeerd; geniepig; gluiperig; heimelijk; in het geheim; in het geniep; kwaadaardig; nagemaakt; onecht; ontrouw; onwaar; op steelse wijze; overspelig; perfide; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; vals
|
plat
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
eenvormig; glad neerliggend; sluik; uniform
|
poli
|
gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen
|
afgeslepen; attent; beleefd; beschaafd; fatsoenlijk; galant; geciviliseerd; gecultiveerd; gemanierd; gepoetst; gepolijst; hoffelijk; netjes; ontwikkeld; op een aardige manier; opgepoetst; ridderlijk; voorkomend; vriendelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed
|
raffiné
|
arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw
|
chic; delicaat; elegant; esthetisch; fijn van smaak; geraffineerd; sierlijk; smaakvol; stijlvol; verfijnd
|
roublard
|
gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw
|
berekenend; bij de pinken; clever; gehaaid; gevat; gewiekst; goochem; kien; pienter; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen
|
roué
|
achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
achterbaks; duivelachtig; duivels; geniepig; gluiperig; in het geniep; kwaadaardig; snood; stiekem
|
rusé
|
achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
|
achterbaks; adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; clever; duivelachtig; duivels; gehaaid; geniepig; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; in het geniep; kien; kwaadaardig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snood; snugger; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgeslapen
|
sans cérémonies
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
botweg
|
sans détours
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
bot; botweg; cru; direct; eerlijk; fideel; kaarsrecht; kernachtig; kortaf; lijnrecht; loodrecht; met open vizier; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; platweg; raak; recht; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; trouwhartig; vrij; vrijelijk; vrijuit; zonder omhaal; zonder omwegen
|
sans égards
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
|