Dutch
Detailed Translations for paspoort from Dutch to French
paspoort:
-
het paspoort (identiteitsbewijs; pas)
-
het paspoort (pas)
-
het paspoort
Translation Matrix for paspoort:
Noun | Related Translations | Other Translations |
carte d'identité | identiteitsbewijs; pas; paspoort | identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatie; legitimatiebewijs; legitimatiekaart; legitimatiepapieren; pasje; persoonsbewijs |
légitimation | identiteitsbewijs; pas; paspoort | identiteitsbewijs; identiteitskaart; justificatie; legitimatie; legitimatiebewijs; legitimatiekaart; legitimatiepapieren; persoonsbewijs; rechtvaardiging |
passeport | identiteitsbewijs; pas; paspoort | bergpas; pas; reispas |
permis | pas; paspoort | entreebiljet; kaart; kaartje; licentie; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs; vergunning; vrijbrief |
pièce d'identité | identiteitsbewijs; pas; paspoort | identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatie; legitimatiebewijs; legitimatiekaart; legitimatiepapieren; persoonsbewijs |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
permis | aangenomen; aanvaard; accoord; geaccepteerd; geoorloofd; gepermitteerd; goedgekeurd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd |