Dutch

Detailed Translations for lasteren from Dutch to French

lasteren:

lasteren verb (laster, lastert, lasterde, lasterden, gelasterd)

  1. lasteren (kwaadspreken; belasteren; smaden)
    maudire; blesser; insulter; froisser; offenser; calomnier; diffamer; porter préjudice à
    • maudire verb (maudis, maudit, maudissons, maudissez, )
    • blesser verb (blesse, blesses, blessons, blessez, )
    • insulter verb (insulte, insultes, insultons, insultez, )
    • froisser verb (froisse, froisses, froissons, froissez, )
    • offenser verb (offense, offenses, offensons, offensez, )
    • calomnier verb (calomnie, calomnies, calomnions, calomniez, )
    • diffamer verb (diffame, diffames, diffamons, diffamez, )
  2. lasteren (kwaadspreken; roddelen; belasteren)
    calomnier; déniger; médire; dire du mal sur
    • calomnier verb (calomnie, calomnies, calomnions, calomniez, )
    • déniger verb
    • médire verb (médis, médit, médisons, médisez, )

Conjugations for lasteren:

o.t.t.
  1. laster
  2. lastert
  3. lastert
  4. lasteren
  5. lasteren
  6. lasteren
o.v.t.
  1. lasterde
  2. lasterde
  3. lasterde
  4. lasterden
  5. lasterden
  6. lasterden
v.t.t.
  1. heb gelasterd
  2. hebt gelasterd
  3. heeft gelasterd
  4. hebben gelasterd
  5. hebben gelasterd
  6. hebben gelasterd
v.v.t.
  1. had gelasterd
  2. had gelasterd
  3. had gelasterd
  4. hadden gelasterd
  5. hadden gelasterd
  6. hadden gelasterd
o.t.t.t.
  1. zal lasteren
  2. zult lasteren
  3. zal lasteren
  4. zullen lasteren
  5. zullen lasteren
  6. zullen lasteren
o.v.t.t.
  1. zou lasteren
  2. zou lasteren
  3. zou lasteren
  4. zouden lasteren
  5. zouden lasteren
  6. zouden lasteren
diversen
  1. laster!
  2. lastert!
  3. gelasterd
  4. lasterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lasteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
blesser belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; grieven; in elkaar slaan; knauwen; krenken; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen; verwonden; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
calomnier belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen; smaden beschimpen; honen; ontheiligen; ontwijden; schenden; verguizen; zwart kleuren; zwartmaken
diffamer belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden beschimpen; honen; onteren; ontheiligen; ontwijden; schenden; verguizen; zwart kleuren; zwartmaken
dire du mal sur belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen zwart kleuren; zwartmaken
déniger belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen
froisser belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden grieven; krenken; kreukelen; kreuken; kwetsen; opfrommelen; pijn bezorgen; pijn doen; rimpelen; ruisen; suizelen; suizen; verfrommelen; verkreukelen; verwonden; zeer doen
insulter belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden afgeven op; beledigen; beschimpen; donderen; foeteren; fulmineren; grieven; ketteren; krenken; kwetsen; pijn doen; razen; schamperen; schelden; schelden op; smaden; smalen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; zeer doen
maudire belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden verdoemen; vervloeken; verwensen
médire belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen zwart kleuren; zwartmaken
offenser belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; schofferen; zeer doen
porter préjudice à belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden achterstellen; afbreuk doen aan; benadelen; beschadigen; deren; discrimineren; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; schaden

Related Words for "lasteren":


Wiktionary Translations for lasteren:

lasteren
Cross Translation:
FromToVia
lasteren diffamer smear — to damage someone's reputation by slandering, making false accusations

lasteren form of laster:

laster [de ~ (m)] noun

  1. de laster (schande; smaad; oneer)
    le déshonneur; l'outrage; la calomnie; la diffamation; l'insulte; l'infamie; le libellé
  2. de laster (kwaadsprekerij; zwartmaken; roddelpraat; )
    le blasphème; le clabaudage; la diffamation; le ragots; le discours diffamatoire; le cancan; le commérages; la calomnie; la médisance; la commérage; le racontars; le cancans
  3. de laster (smaad; achterklap)
    la calomnie; la diffamation; le cancan; l'infamie; le commérages; le cancans
  4. de laster (roddel; kwaadsprekerij; lastering; )
    le rumeur; le bavardage; le cancan; le racontars; le cancans; le son; la médisance; le papotage; la voix; la calomnie; le ragots; la commérage; le clabaudage

Translation Matrix for laster:

NounRelated TranslationsOther Translations
bavardage achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekout; gekwebbel; gepraat; geroddel; gesprek; indiscretie; klap; klets; kout; loslippigheid; mondeling onderhoud; praat; praatje; praatjes; prietpraat; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat; zeveren
blasphème achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken blasfemie; godslastering; lastertaal
calomnie achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; oneer; roddel; roddelpraat; schande; smaad; zwartmaken achterklap; belasteren; geklap; geklep; geklets; geroddel; hekelschrift; klap; klets; kwaadspreken; lastertaal; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; schandschrift; schotschrift; smaadschrift; vuilspuiterij; zwartmaken
cancan achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; smaad; zwartmaken gepraat; geroddel; klap; praatje; stof tot gepraat
cancans achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; smaad; zwartmaken gepraat; geroddel
clabaudage achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
commérage achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat; vrouwenpraat
commérages achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; smaad; zwartmaken achterklap; bakerpraatje; bakerpraatjes; gebabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekwebbel; geroddel; klap; klets; oudewijvenpraat; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
diffamation achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; oneer; roddel; roddelpraat; schande; smaad; zwartmaken aanfluiting; belasteren; belastering; bespotting; eerroof; gespot; hoon; ironie; kwaadspreken; lastertaal; ontering; sarcasme; smaad; spot; spotternij; verlaging; zwartmaken
discours diffamatoire achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken lastertaal; schimprede; smaadrede
déshonneur laster; oneer; schande; smaad afgang; blamage; ontering; scandaleuze daad; schandaaltje; schanddaad; schandelijke daad; teschandemaking; verlaging
infamie achterklap; laster; oneer; schande; smaad doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; scandaleuze daad; schandaal; schandaaltje; schandaleuze daad; schanddaad; schandelijke daad; sluwheid; snoodheid
insulte laster; oneer; schande; smaad aanfluiting; belediging; beschimping; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; schamp; scheldwoord; smaad; spot; spotternij
libellé laster; oneer; schande; smaad band; hekelschrift; schandschrift; schotschrift; smaadschrift
médisance achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken opspraak
outrage laster; oneer; schande; smaad bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; spot; spotternij
papotage achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; babbeltje; gebabbel; gebazel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekout; gekwebbel; geleuter; gelul; gepraat; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; klap; klets; kout; leuterpraat; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
racontars achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
ragots achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
rumeur achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken drukte; gebrom; gedruis; geluid; gemurmel; geroezemoes; kouwe drukte; ophef; rumoer; tumult
son achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken intonatie; klank; klankgeluid; klankkleur; klanktint; tarwezemelen; timbre; toon
voix achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken een stem uitbrengen; intonatie; keuze; kiezen; klank; klankgeluid; klankkleur; klanktint; stem; stemmen; timbre; toon; waarvoor gestemd wordt
ModifierRelated TranslationsOther Translations
son diens; haar; zijn

Related Words for "laster":


Wiktionary Translations for laster:

laster
noun
  1. onterechte beweringen die iemand in een kwaad daglicht stellen
laster
noun
  1. Action de diffamer
  2. action de médire, de dire du mal de quelqu'un ou de quelque chose.

Cross Translation:
FromToVia
laster opprobre obloquy — Abusive language
laster calomnie slander — false, malicious statement
laster calomnie; médisance; diffamation VerleumdungRufschädigung durch falsche Aussagen oder Behauptungen