Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Search: garde

Dutch and French Translation Search Results for garde

Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. garde:
  2. Wiktionary:
French to Dutch:   more detail...
  1. garde:
  2. garder:
  3. Wiktionary:

Dutch

Detailed Translations for garde from Dutch to French

garde:

garde [de ~] noun

  1. de garde
    la garde

Translation Matrix for garde:

NounRelated TranslationsOther Translations
garde garde baker; beheer; bergen; berging; bescherming; bewaarplaats; bewaker; bewaking; bewaren; bewaring; cipier; controle; gevangenbewaarder; hoede; in bewaring geven; kraaiennest; persoon die op wacht staat; portier; suppoost; surveillance; toevertrouwen; toezicht; uitkijk; wacht; wachter; zeggenschap; zorg
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
garde beveiliging

Related Words for "garde":

  • gardes

Wiktionary Translations for garde:

Cross Translation:
FromToVia
• garde → fouet; moussoir ↔ Schneebesen — Küchengerät aus einem Bündel von Drahtbogen, mit dem man Flüssigkeiten zu Schaum schlägt
• garde → fouet ↔ whisk — kitchen utensil

Related Translations for garde



French

Detailed Translations for garde from French to Dutch

garde:

garde [la ~] noun

  1. la garde (conservation; préservation)
    het bergen; bewaren
  2. la garde
    de garde
  3. la garde
    de baker
  4. la garde (gestion; contrôle; surveillance; supervision)
    het beheer; het toezicht; de controle; de bewaking; de zeggenschap; de hoede; de zorg; de bescherming
  5. la garde (dépôt; conservation; détention)
    de berging; de bewaarplaats
  6. la garde (surveillance; contrôle; supervision; )
    de bewaking; de controle; de surveillance; de hoede
  7. la garde (consignation; conservation; dépôt; détention; préservation)
    de bewaring; in bewaring geven; toevertrouwen

garde [le ~] noun

  1. le garde (surveillant; gardien; portier; )
    de suppoost; de bewaker; de portier; de wacht
  2. le garde (gardien de prison; gardien; concierge; )
    de bewaker; de wacht; de cipier; de gevangenbewaarder
  3. le garde (sentinelle; surveillant; veilleur)
    persoon die op wacht staat; de wachter
  4. le garde (nid de pie; veille; guetteur; )
    de uitkijk; het kraaiennest

garde

  1. garde
    de beveiliging

Translation Matrix for garde:

NounRelated TranslationsOther Translations
baker garde
beheer contrôle; garde; gestion; supervision; surveillance canalisation; comité directeur; conduite; cordage; câble; direction; fil; filet; gestion; gouvernement; management
bergen conservation; garde; préservation
berging conservation; dépôt; détention; garde appentis; débarras; dépôt; lice; niche; préceinte; remisage; remise; renflouement; resserre; sauvetage; taudis
bescherming contrôle; garde; gestion; supervision; surveillance défense; protection; protection des données; sauvegarde; sécurité
beveiliging garde dispositif de protection; protection; sauvegarde; sécurité
bewaarplaats conservation; dépôt; détention; garde
bewaker concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; huissier; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillant; surveillante; veilleur concierge; gardien d'immeuble; portier; portière
bewaking contrôle; garde; gestion; inspection; supervision; surveillance; traitement
bewaren conservation; garde; préservation
bewaring conservation; consignation; dépôt; détention; garde; préservation
cipier concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillante; veilleur concierge de prison; gardien; gardien de prison; geôlier
controle contrôle; garde; gestion; inspection; supervision; surveillance; traitement contrôle; contrôle de billets; contrôle de soi; inspection; inspection de billets; maîtrise; maîtrise de soi
garde garde
gevangenbewaarder concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillante; veilleur concierge de prison; gardien; gardien de prison; geôlier
hoede contrôle; garde; gestion; inspection; supervision; surveillance; traitement
in bewaring geven conservation; consignation; dépôt; détention; garde; préservation
kraaiennest garde; garde de nuit; gardien; guet; guetteur; nid de pie; observatoire; patrouille; poste d'observation; poste de garde; poste de surveillance; ronde; veille
persoon die op wacht staat garde; sentinelle; surveillant; veilleur
portier concierge; garde; gardien; huissier; portier; surveillant; veilleur concierge; gardien d'immeuble; portier; portière
suppoost concierge; garde; gardien; huissier; portier; surveillant; veilleur concierge; gardien; gardien d'immeuble; portier; portière
surveillance contrôle; garde; gestion; inspection; supervision; surveillance; traitement
toevertrouwen conservation; consignation; dépôt; détention; garde; préservation acte de faire confiance à
toezicht contrôle; garde; gestion; supervision; surveillance
uitkijk garde; garde de nuit; gardien; guet; guetteur; nid de pie; observatoire; patrouille; poste d'observation; poste de garde; poste de surveillance; ronde; veille
wacht concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; huissier; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillant; surveillante; veilleur concierge; gardien; gardien d'immeuble; guetteur; portier; portière; surveillant; veilleur
wachter garde; sentinelle; surveillant; veilleur gardien; guetteur; surveillant; veilleur
zeggenschap contrôle; garde; gestion; supervision; surveillance autorité; pouvoir; son mot à dire; tutelle
zorg contrôle; garde; gestion; supervision; surveillance assistance; chagrin; hospitalisation; inquiétude; malheur; peine; préoccupation; soins; soins médicaux; souci; soucis; souffrance; tourment; tristesse
VerbRelated TranslationsOther Translations
bergen débarrasser; liquider; mettre en sécurité; mettre en sûreté; nettoyer; ranger; sauver; solder; stocker
bewaren archiver; conserver; emmagasiner; entreposer; garder; maintenir; mettre de côté; placer; préserver; ranger; stocker
in bewaring geven mettre en dépôt; mettre à la consigne
toevertrouwen confier à
OtherRelated TranslationsOther Translations
bewaarplaats dépôt
ModifierRelated TranslationsOther Translations
hoede attentif; attentionné; attentive; attentivement; avec circonspection; avec prudence; avec précaution; avec vigilance; circonspect; en éveil; prudemment; prudent; réfléchi; vigilant

Synonyms for "garde":


Wiktionary Translations for garde:

garde
noun
  1. Traductions à trier suivant le sens
Cross Translation:
FromToVia
• garde → wacht; bewaker; lijfwacht ↔ guard — person who or thing that protects something
• garde → wacht ↔ watch — person or group of people who guard

gardé:


Synonyms for "gardé":


garder:

garder verb (garde, gardes, gardons, gardez, )

  1. garder (retenir)
    houden; achterhouden; geen afstand doen van; inhouden
    • houden verb (houd, houdt, hield, hielden, gehouden)
    • achterhouden verb (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • inhouden verb (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
  2. garder (protéger; maintenir; sauvegarder; )
    beschermen; behouden; in bescherming nemen; behoeden
    • beschermen verb (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • behouden verb (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • in bescherming nemen verb (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • behoeden verb (behoed, behoedt, behoedde, behoedden, behoed)
  3. garder (conserver; maintenir; préserver)
    behouden; bewaren; conserveren
    • behouden verb (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • bewaren verb (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • conserveren verb (conserveer, conserveert, conserveerde, conserveerden, geconserveerd)
  4. garder (surveiller; observer; patrouiller)
    toezicht houden; surveilleren; bewaken; toezien
    • toezicht houden verb (houd toezicht, houdt toezicht, hield toezicht, hielden toezicht, toezicht gehouden)
    • surveilleren verb (surveilleer, surveilleert, surveilleerde, surveilleerden, gesurveilleerd)
    • bewaken verb (bewaak, bewaakt, bewaakte, bewaakten, bewaakt)
    • toezien verb (zie toe, ziet toe, zag toe, zagen toe, toegezien)
  5. garder (mettre de côté; ranger)
    bewaren; opzij leggen; wegzetten
    • bewaren verb (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • opzij leggen verb (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • wegzetten verb (zet weg, zette weg, zetten weg, weggezet)
  6. garder
    hoeden
    • hoeden verb (hoed, hoedt, hoedde, hoedden, gehoed)
  7. garder (poser qch; mettre; préserver; )
    leggen; plaatsen; neerleggen; deponeren; wegleggen
    • leggen verb (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen verb (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • neerleggen verb (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • deponeren verb (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • wegleggen verb (leg weg, legt weg, legde weg, legden weg, weggelegd)
  8. garder (ne pas laisser aller; tenir; retenir; garder chez soi)
    vasthouden; niet laten gaan
  9. garder (se maintenir; maintenir; retenir; conserver)
    handhaven; stand houden
  10. garder (emprisonner; tenir; détenir; )
    opsluiten; isoleren; interneren; gevangen zetten
    • opsluiten verb (sluit op, sloot op, sloten op, opgesloten)
    • isoleren verb (isoleer, isoleert, isoleerde, isoleerden, geïsoleerd)
    • interneren verb (interneer, interneert, interneerde, interneerden, geïnterneerd)
    • gevangen zetten verb (zet gevangen, zette gevangen, zetten gevangen, gevangen gezet)
  11. garder (réserver; mettre à part; retenir; )
    voorbehouden; reserveren
    • voorbehouden verb (behoud voor, behoudt voor, behield voor, behielden voor, voorbehouden)
    • reserveren verb (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)
  12. garder (retenir libre; réserver)
    vrijhouden; openhouden
    • vrijhouden verb (houd vrij, houdt vrij, hield vrij, hielden vrij, vrijgehouden)
    • openhouden verb (houd open, houdt open, hield open, hielden open, opengehouden)
  13. garder (emprisonner; tenir; détenir; conserver; retenir)
    opsluiten; vastzetten; in de cel zetten
  14. garder (équiper d'un dispositif d'alarme; protéger; sauvegarder; )
    beveiligen; van alarm voorzien
  15. garder (patrouiller; surveiller; observer)
    patrouilleren
    • patrouilleren verb (patrouilleer, patrouilleert, patrouilleerde, patrouilleerden, gepatrouilleerd)

Conjugations for garder:

Présent
  1. garde
  2. gardes
  3. garde
  4. gardons
  5. gardez
  6. gardent
imparfait
  1. gardais
  2. gardais
  3. gardait
  4. gardions
  5. gardiez
  6. gardaient
passé simple
  1. gardai
  2. gardas
  3. garda
  4. gardâmes
  5. gardâtes
  6. gardèrent
futur simple
  1. garderai
  2. garderas
  3. gardera
  4. garderons
  5. garderez
  6. garderont
subjonctif présent
  1. que je garde
  2. que tu gardes
  3. qu'il garde
  4. que nous gardions
  5. que vous gardiez
  6. qu'ils gardent
conditionnel présent
  1. garderais
  2. garderais
  3. garderait
  4. garderions
  5. garderiez
  6. garderaient
passé composé
  1. ai gardé
  2. as gardé
  3. a gardé
  4. avons gardé
  5. avez gardé
  6. ont gardé
divers
  1. garde!
  2. gardez!
  3. gardons!
  5. gardé
  6. gardant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for garder:

NounRelated TranslationsOther Translations
beschermen blindage; protection; sauvegarde
bewaren conservation; garde; préservation
gevangen zetten captivité; détention; réclusion
houden fait de tenir
inhouden renfermer
leggen arrêter le travail; commencer une grève
neerleggen fait de flinguer; fait de tirer; fait de tuer
opzij leggen mise à l'écart
patrouilleren fouille; patrouille
toezicht houden fait de parcourir
vasthouden fait de tenir
vastzetten attache; fixation; immobilisation
VerbRelated TranslationsOther Translations
achterhouden garder; retenir abriter; affecter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; dérober; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; passer sous silence; receler; retenir; réserver; se taire de quelque chose; subtiliser; taire; voiler; voler
behoeden abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose conserver; préserver
behouden abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose affecter; avoir soin de; conserver; entretenir; maintenir en état; prendre soin de; réserver; se charger de; veiller à quelque chose
beschermen abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose abriter; borner; cacher; clôturer; conserver; couvrir; défendre; installer un système d'alarme; mettre en sûreté; mettre à l'abri de; munir d'une installation d'alarme; patronner; protéger; préserver; recéler; sauvegarder
beveiligen abriter; cacher; dissimuler; garder; mettre en sûreté; protéger; préserver; receler; sauvegarder; équiper d'un dispositif d'alarme installer un système d'alarme; munir d'une installation d'alarme; protéger
bewaken garder; observer; patrouiller; surveiller installer un système d'alarme; munir d'une installation d'alarme; surveiller; veiller sur
bewaren conserver; garder; maintenir; mettre de côté; préserver; ranger archiver; conserver; emmagasiner; entreposer; placer; préserver; ranger; stocker
conserveren conserver; garder; maintenir; préserver confire; conserver; faire des conserves; maintenir; mettre en conserve; préparer des conserves
deponeren déposer; garder; installer; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger conserver; coucher; déposer; emmagasiner; entreposer; mettre; placer; planter; poser; situer; stationner; stocker; transcrire; transférer; verser; virer
geen afstand doen van garder; retenir
gevangen zetten conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir
handhaven conserver; garder; maintenir; retenir; se maintenir
hoeden garder
houden garder; retenir
in bescherming nemen abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose défendre; protéger; préserver; sauvegarder
in de cel zetten conserver; détenir; emprisonner; garder; retenir; tenir
inhouden garder; retenir comporter; contenir; décompter; déduire; faire halte; impliquer; ne plus bouger; renfermer; rester immobile; rester à sa place; retenir; s'arrêter; se commander; se contenir; se posséder; se retenir; se taire; se tenir tranquille; signifier; vouloir dire
interneren conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir
isoleren conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir isoler; mettre de côté; mettre à l'écart; rendre résistant au froid; rester neutre; réserver son opinion; séparer; étancher
leggen déposer; garder; installer; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger coucher; déposer; installer; mettre; placer; planter; poser; ranger; situer; stationner
neerleggen déposer; garder; installer; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger coucher; déposer; faire asseoir; fixer; installer; insérer; mettre; placer; planter; poser; situer; stationner
niet laten gaan garder; garder chez soi; ne pas laisser aller; retenir; tenir
openhouden garder; retenir libre; réserver
opsluiten conserver; détenir; emprisonner; garder; interner; retenir; tenir enfermer; fixer; immobiliser; mettre derrière les barreaux
opzij leggen garder; mettre de côté; ranger accaparer; amasser; entasser; faire des réserves; isoler; mettre de côté; mettre à l'écart; stocker; séparer
patrouilleren garder; observer; patrouiller; surveiller
plaatsen déposer; garder; installer; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger abriter quelqu'un; appliquer; asseoir; avoir lieu; construire; coucher; dresser; découvrir; déposer; déterminer; garer; installer; insérer; localiser; loger; mettre; placer; planter; poser; poster; ranger; se dérouler; se situer; signaler; situer; stationner; trouver
reserveren garder; mettre de côté; mettre à l'écart; mettre à part; poser de côté; retenir; réserver affecter; effectuer des réservations; réserver
stand houden conserver; garder; maintenir; retenir; se maintenir
surveilleren garder; observer; patrouiller; surveiller
toezicht houden garder; observer; patrouiller; surveiller
toezien garder; observer; patrouiller; surveiller observer; regarder
van alarm voorzien abriter; cacher; dissimuler; garder; mettre en sûreté; protéger; préserver; receler; sauvegarder; équiper d'un dispositif d'alarme
vasthouden garder; garder chez soi; ne pas laisser aller; retenir; tenir compresser; comprimer; détenir; emprisonner; serrer; tordre
vastzetten conserver; détenir; emprisonner; garder; retenir; tenir agrafer; attacher; attacher à qc; coller; déposer sur un compte bancaire; enfermer; ficeler; fixer; immobiliser; installer; lier; marquer; mettre; mettre à l'attache; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer
voorbehouden garder; mettre de côté; mettre à l'écart; mettre à part; poser de côté; retenir; réserver
vrijhouden garder; retenir libre; réserver
wegleggen déposer; garder; installer; mettre; placer; poser qch; préserver; ranger
wegzetten garder; mettre de côté; ranger

Synonyms for "garder":


Wiktionary Translations for garder:

garder
verb
  1. surveiller étroitement.
garder
verb
  1. toezicht houden op de veiligheid van iets of iemand
  2. ervoor zorgen dat iets niet verloren raakt
  3. een kudde dieren verzorgen en in de gaten houden
Cross Translation:
FromToVia
• garder → bewaken ↔ guard — To protect from some offence
• garder → bijhouden ↔ hold — to keep possession
• garder → houden ↔ keep — to maintain possession of
• garder → houden ↔ keep — to maintain the condition of; to preserve
• garder → verzorgen; behartigen; naar omkijken ↔ look after — to watch, to protect
• garder → bewaren; behoeden; passen; op; hoeden ↔ gaumen — (transitiv), Schweiz: auf jemandem, etwas aufpassen; in seine Obhut nehmen
• garder → bewaren; behartigen; handhaven; bergen; behouden; vrijwaren; waarnemen ↔ gaumen — (transitiv), Schweiz: nicht antasten lassen, schützen, verteidigen

gardée:


Synonyms for "gardée":


Related Translations for garde







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.2669 seconds
Page rendered in 1.0 seconds