Summary
Dutch to French: more detail...
- ongesteldheid:
- ongesteld:
-
Wiktionary:
- ongesteldheid → malaise
- ongesteldheid → malaise, indisposition, refroidissement, rhume
Dutch
Detailed Translations for ongesteldheid from Dutch to French
ongesteldheid:
-
de ongesteldheid (onpasselijkheid; misselijkheid)
-
de ongesteldheid (menstruatie)
Translation Matrix for ongesteldheid:
Related Words for "ongesteldheid":
Wiktionary Translations for ongesteldheid:
ongesteldheid
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ongesteldheid | → malaise | ↔ malaise — bodily feeling |
• ongesteldheid | → malaise; indisposition; refroidissement; rhume | ↔ Dalles — westmitteldeutsch, umgangssprachlich: vorübergehendes, leichtes Unwohlsein; Erkältung |
• ongesteldheid | → indisposition; malaise | ↔ Unwohlsein — gefühlte körperliche oder psychische Unstimmigkeit |
ongesteldheid form of ongesteld:
-
ongesteld (menstruerend)
qui a ses règles; incommodé; indisposé; écoeuré; mal; pris de nausées; malade-
qui a ses règles adj
-
incommodé adj
-
indisposé adj
-
écoeuré adj
-
mal adj
-
pris de nausées adj
-
malade adj
-
Translation Matrix for ongesteld:
Noun | Related Translations | Other Translations |
mal | bezwaar; chagrijn; ergernis; grief; het klagen; inspanning; klacht; last; leed; moeite; ongemak; ongerief; pijn; pijn doen; soesa; zeer; zeer doen; ziekte | |
malade | lijder; patiënt; zieke | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
incommodé | menstruerend; ongesteld | |
indisposé | menstruerend; ongesteld | misselijk; naar; onpasselijk; onwel |
mal | menstruerend; ongesteld | bedorven; erg; ernstig; gemeen; kwaadwillig; kwalijk; leed aandoend; met slechte intentie; min; onaanvaardbaar; onacceptabel; ongepast; onkies; onvertogen; rot; rottig; slecht; snood; vals; van bedenkelijke aard; vergaan; verkeerd; verrot |
malade | menstruerend; ongesteld | aan een ziekte lijdend; akelig; beroerd; ellendig; naar; ziek |
pris de nausées | menstruerend; ongesteld | misselijk; naar; ongans; onpasselijk; onwel |
qui a ses règles | menstruerend; ongesteld | |
écoeuré | menstruerend; ongesteld | misselijk; naar; onpasselijk; onwel |