Dutch
Detailed Translations for spat from Dutch to French
spat:
Translation Matrix for spat:
Related Words for "spat":
Wiktionary Translations for spat:
spat
-
-
spatten:
-
spatten (spetteren)
éclabousser; gicler; jaillir-
éclabousser verb (éclabousse, éclabousses, éclaboussons, éclaboussez, éclaboussent, éclaboussais, éclaboussait, éclaboussions, éclaboussiez, éclaboussaient, éclaboussai, éclaboussas, éclaboussa, éclaboussâmes, éclaboussâtes, éclaboussèrent, éclabousserai, éclabousseras, éclaboussera, éclabousserons, éclabousserez, éclabousseront)
-
gicler verb (gicle, gicles, giclons, giclez, giclent, giclais, giclait, giclions, gicliez, giclaient, giclai, giclas, gicla, giclâmes, giclâtes, giclèrent, giclerai, gicleras, giclera, giclerons, giclerez, gicleront)
-
jaillir verb (jaillis, jaillit, jaillissons, jaillissez, jaillissent, jaillissais, jaillissait, jaillissions, jaillissiez, jaillissaient, jaillîmes, jaillîtes, jaillirent, jaillirai, jailliras, jaillira, jaillirons, jaillirez, jailliront)
-
Conjugations for spatten:
o.t.t.
- spat
- spat
- spat
- spatten
- spatten
- spatten
o.v.t.
- spatte
- spatte
- spatte
- spatten
- spatten
- spatten
v.t.t.
- heb gespat
- hebt gespat
- heeft gespat
- hebben gespat
- hebben gespat
- hebben gespat
v.v.t.
- had gespat
- had gespat
- had gespat
- hadden gespat
- hadden gespat
- hadden gespat
o.t.t.t.
- zal spatten
- zult spatten
- zal spatten
- zullen spatten
- zullen spatten
- zullen spatten
o.v.t.t.
- zou spatten
- zou spatten
- zou spatten
- zouden spatten
- zouden spatten
- zouden spatten
en verder
- ben gespat
- bent gespat
- is gespat
- zijn gespat
- zijn gespat
- zijn gespat
diversen
- spat!
- spatt!
- gespat
- spattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spatten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
jaillir | opwellen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
gicler | spatten; spetteren | golven; golvend bewegen; in de hoogte spuiten; opspatten; opspuiten |
jaillir | spatten; spetteren | borrelen; flitsen; in het hoofd opkomen; lichten; oplichten; opwellen; vlammen; vlammen uitslaan; wellen |
éclabousser | spatten; spetteren | opspatten |