Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. smoel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for smoel from Dutch to French

smoel:

smoel [de ~ (m)] noun

  1. de smoel (bek; muil; waffel; smoelwerk)
    la gueule; le museau; le bec
  2. de smoel (tronie; porum; snuit; )
    la gueule; la frimousse; la trogne

Translation Matrix for smoel:

NounRelated TranslationsOther Translations
bec bek; muil; smoel; smoelwerk; waffel brutaal zijn; grote mond hebben; snavel; tater; tuit; vogelbek
frimousse bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie toet
gueule bakkes; bek; muil; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie; waffel brutaal zijn; grote mond hebben; lazer; lazerij; tater
museau bek; muil; smoel; smoelwerk; waffel brutaal zijn; grote mond hebben; hondesnuit; snufferd; snuit van een hond; tater
trogne bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie

Related Words for "smoel":

  • smoelen, smoeltje, smoeltjes

Wiktionary Translations for smoel:


Cross Translation:
FromToVia
smoel gueule gob — slang: mouth
smoel gueule Maulumgangssprachlich, abwertend: der menschliche Mund