Dutch
Detailed Translations for serveren from Dutch to French
serveren:
Conjugations for serveren:
o.t.t.
- serveer
- serveert
- serveert
- serveren
- serveren
- serveren
o.v.t.
- serveerde
- serveerde
- serveerde
- serveerden
- serveerden
- serveerden
v.t.t.
- heb geserveerd
- hebt geserveerd
- heeft geserveerd
- hebben geserveerd
- hebben geserveerd
- hebben geserveerd
v.v.t.
- had geserveerd
- had geserveerd
- had geserveerd
- hadden geserveerd
- hadden geserveerd
- hadden geserveerd
o.t.t.t.
- zal serveren
- zult serveren
- zal serveren
- zullen serveren
- zullen serveren
- zullen serveren
o.v.t.t.
- zou serveren
- zou serveren
- zou serveren
- zouden serveren
- zouden serveren
- zouden serveren
en verder
- ben geserveerd
- bent geserveerd
- is geserveerd
- zijn geserveerd
- zijn geserveerd
- zijn geserveerd
diversen
- serveer!
- serveert!
- geserveerd
- serverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
serveren (opdienen)
Translation Matrix for serveren:
Wiktionary Translations for serveren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• serveren | → servir | ↔ servieren — Gastronomie: Speisen an den Tisch des Gastes bringen |
French
Detailed Translations for serveren from French to Dutch
serveren: (*Using Word and Sentence Splitter)
- servir: dienen; bedienen; serveren; opdienen; voorzetten; opdissen; aan tafel bedienen; knoppen bedienen; van dienst zijn; gerieven; helpen; ondersteunen; bijstaan; assisteren; bijspringen; weldoen; seconderen; verstrekken; opscheppen; eten opscheppen; verdelen; uitreiken; fungeren; distribueren; ronddelen; optreden als; voorschotelen
- rené: herboren