Summary
Dutch
Detailed Translations for samenspannen from Dutch to French
samenspannen:
-
samenspannen (samenzweren)
conspirer; conjurer; comploter-
conspirer verb (conspire, conspires, conspirons, conspirez, conspirent, conspirais, conspirait, conspirions, conspiriez, conspiraient, conspirai, conspiras, conspira, conspirâmes, conspirâtes, conspirèrent, conspirerai, conspireras, conspirera, conspirerons, conspirerez, conspireront)
-
conjurer verb (conjure, conjures, conjurons, conjurez, conjurent, conjurais, conjurait, conjurions, conjuriez, conjuraient, conjurai, conjuras, conjura, conjurâmes, conjurâtes, conjurèrent, conjurerai, conjureras, conjurera, conjurerons, conjurerez, conjureront)
-
comploter verb (complote, complotes, complotons, complotez, complotent, complotais, complotait, complotions, complotiez, complotaient, complotai, complotas, complota, complotâmes, complotâtes, complotèrent, comploterai, comploteras, complotera, comploterons, comploterez, comploteront)
-
Conjugations for samenspannen:
o.t.t.
- span samen
- spant samen
- spant samen
- spannen samen
- spannen samen
- spannen samen
o.v.t.
- spande samen
- spande samen
- spande samen
- spanden samen
- spanden samen
- spanden samen
v.t.t.
- heb samengespannen
- hebt samengespannen
- heeft samengespannen
- hebben samengespannen
- hebben samengespannen
- hebben samengespannen
v.v.t.
- had samengespannen
- had samengespannen
- had samengespannen
- hadden samengespannen
- hadden samengespannen
- hadden samengespannen
o.t.t.t.
- zal samenspannen
- zult samenspannen
- zal samenspannen
- zullen samenspannen
- zullen samenspannen
- zullen samenspannen
o.v.t.t.
- zou samenspannen
- zou samenspannen
- zou samenspannen
- zouden samenspannen
- zouden samenspannen
- zouden samenspannen
diversen
- span samen!
- spant samen!
- samengespannen
- samenspannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for samenspannen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
comploter | samenspannen; samenzweren | complotteren |
conjurer | samenspannen; samenzweren | bidden; smeken; verzoeken; vragen |
conspirer | samenspannen; samenzweren |