Dutch
Detailed Translations for aanhaalden from Dutch to French
aanhalen:
-
aanhalen (citeren)
-
aanhalen (verscherpen)
renforcer; rendre plus actif; aiguiser; raffermir; intensifier-
renforcer verb (renforce, renforces, renforçons, renforcez, renforcent, renforçais, renforçait, renforcions, renforciez, renforçaient, renforçai, renforças, renforça, renforçâmes, renforçâtes, renforcèrent, renforcerai, renforceras, renforcera, renforcerons, renforcerez, renforceront)
-
rendre plus actif verb
-
aiguiser verb (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, aiguisent, aiguisais, aiguisait, aiguisions, aiguisiez, aiguisaient, aiguisai, aiguisas, aiguisa, aiguisâmes, aiguisâtes, aiguisèrent, aiguiserai, aiguiseras, aiguisera, aiguiserons, aiguiserez, aiguiseront)
-
raffermir verb (raffermis, raffermit, raffermissons, raffermissez, raffermissent, raffermissais, raffermissait, raffermissions, raffermissiez, raffermissaient, raffermîmes, raffermîtes, raffermirent, raffermirai, raffermiras, raffermira, raffermirons, raffermirez, raffermiront)
-
intensifier verb (intensifie, intensifies, intensifions, intensifiez, intensifient, intensifiais, intensifiait, intensifiions, intensifiiez, intensifiaient, intensifiai, intensifias, intensifia, intensifiâmes, intensifiâtes, intensifièrent, intensifierai, intensifieras, intensifiera, intensifierons, intensifierez, intensifieront)
-
Conjugations for aanhalen:
o.t.t.
- haal aan
- haalt aan
- haalt aan
- halen aan
- halen aan
- halen aan
o.v.t.
- haalde aan
- haalde aan
- haalde aan
- haalden aan
- haalden aan
- haalden aan
v.t.t.
- heb aangehaald
- hebt aangehaald
- heeft aangehaald
- hebben aangehaald
- hebben aangehaald
- hebben aangehaald
v.v.t.
- had aangehaald
- had aangehaald
- had aangehaald
- hadden aangehaald
- hadden aangehaald
- hadden aangehaald
o.t.t.t.
- zal aanhalen
- zult aanhalen
- zal aanhalen
- zullen aanhalen
- zullen aanhalen
- zullen aanhalen
o.v.t.t.
- zou aanhalen
- zou aanhalen
- zou aanhalen
- zouden aanhalen
- zouden aanhalen
- zouden aanhalen
diversen
- haal aan!
- haalt aan!
- aangehaald
- aanhalende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanhalen (streling; liefkozing; vleien; aai; aaiing; gestreel)
-
aanhalen (liefkozing; streling; aanhaling)