Dutch
Detailed Translations for aanslepen from Dutch to French
aanslepen:
-
aanslepen
traîner; déballer-
traîner verb (traîne, traînes, traînons, traînez, traînent, traînais, traînait, traînions, traîniez, traînaient, traînai, traînas, traîna, traînâmes, traînâtes, traînèrent, traînerai, traîneras, traînera, traînerons, traînerez, traîneront)
-
déballer verb (déballe, déballes, déballons, déballez, déballent, déballais, déballait, déballions, déballiez, déballaient, déballai, déballas, déballa, déballâmes, déballâtes, déballèrent, déballerai, déballeras, déballera, déballerons, déballerez, déballeront)
-
Conjugations for aanslepen:
o.t.t.
- sleep aan
- sleept aan
- sleept aan
- slepen aan
- slepen aan
- slepen aan
o.v.t.
- sleepte aan
- sleepte aan
- sleepte aan
- sleepten aan
- sleepten aan
- sleepten aan
v.t.t.
- heb aangesleept
- hebt aangesleept
- heeft aangesleept
- hebben aangesleept
- hebben aangesleept
- hebben aangesleept
v.v.t.
- had aangesleept
- had aangesleept
- had aangesleept
- hadden aangesleept
- hadden aangesleept
- hadden aangesleept
o.t.t.t.
- zal aanslepen
- zult aanslepen
- zal aanslepen
- zullen aanslepen
- zullen aanslepen
- zullen aanslepen
o.v.t.t.
- zou aanslepen
- zou aanslepen
- zou aanslepen
- zouden aanslepen
- zouden aanslepen
- zouden aanslepen
diversen
- sleep aan!
- sleept aan!
- aangesleept
- aanslepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanslepen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
déballer | aanslepen | |
traîner | aanslepen | aarzelen; dralen; drentelen; dubben; flaneren; gebukt gaan onder; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondlummelen; rondslenteren; rondslingeren; rondwandelen; sjouwen; slenteren; slepen; sleuren; slingeren; talmen; teuten; torsen; trekken; treuzelen; verdwaald zijn; versjouwen; verslepen; voorttrekken; weifelen; zeulen |
aanslijpen:
-
aanslijpen
-
aanslijpen (slijpen)
aiguiser; appointer-
aiguiser verb (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, aiguisent, aiguisais, aiguisait, aiguisions, aiguisiez, aiguisaient, aiguisai, aiguisas, aiguisa, aiguisâmes, aiguisâtes, aiguisèrent, aiguiserai, aiguiseras, aiguisera, aiguiserons, aiguiserez, aiguiseront)
-
appointer verb (appointe, appointes, appointons, appointez, appointent, appointais, appointait, appointions, appointiez, appointaient, appointai, appointas, appointa, appointâmes, appointâtes, appointèrent, appointerai, appointeras, appointera, appointerons, appointerez, appointeront)
-
Conjugations for aanslijpen:
o.t.t.
- slijp aan
- slijpt aan
- slijpt aan
- slijpen aan
- slijpen aan
- slijpen aan
o.v.t.
- sleep aan
- sleep aan
- sleep aan
- slepen aan
- slepen aan
- slepen aan
v.t.t.
- heb aangeslepen
- hebt aangeslepen
- heeft aangeslepen
- hebben aangeslepen
- hebben aangeslepen
- hebben aangeslepen
v.v.t.
- had aangeslepen
- had aangeslepen
- had aangeslepen
- hadden aangeslepen
- hadden aangeslepen
- hadden aangeslepen
o.t.t.t.
- zal aanslijpen
- zult aanslijpen
- zal aanslijpen
- zullen aanslijpen
- zullen aanslijpen
- zullen aanslijpen
o.v.t.t.
- zou aanslijpen
- zou aanslijpen
- zou aanslijpen
- zouden aanslijpen
- zouden aanslijpen
- zouden aanslijpen
diversen
- slijp aan!
- slijpt aan!
- aangeslepen
- aanslijpende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanslijpen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
aiguisement | aanslijpen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aiguiser | aanslijpen; slijpen | aanhalen; aanpunten; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; scherp maken; scherpen; slijpen; stimuleren; verscherpen; wetten |
appointer | aanslijpen; slijpen | aanpunten; spitsen |