Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Translate administrateurs

Translate administrateurs from Dutch to French

Summary

Dutch to French: more detail...

administrateur:
- administrateur; comptable; gérant; curateur; intendant; régent; trustee
Wiktionary:
- administrateur → administrateur, directeur, gérant, régisseur, syndic

Dutch

Detailed Translations for administrateurs from Dutch to French

administrateur:

administrateur [de ~ (m)] noun

de administrateur (boekhouder; beheerder; intendant; referendaris)
l'administrateur; le comptable; le gérant; le curateur; l'intendant; le régent; le trustee
- administrateur [le ~] noun
- comptable [le ~] noun
- gérant [le ~] noun
- curateur [le ~] noun
- intendant [le ~] noun
- régent [le ~] noun
- trustee [le ~] noun
de administrateur
l'administrateur
- administrateur [le ~] noun

Translation Matrix for administrateur:

Noun	Related Translations	Other Translations
administrateur	administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris	administrator; beheerder; computerbeheerder; rentmeester; sysadmin; systeembeheerder
comptable	administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris	accountant; boekhouder; registeraccountant; verificateur
curateur	administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris	boedelredder; curator; gezinsvoogd; voogd
gérant	administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris	aanvoerder; bedrijfsleider; bestuurder; bevelhebber; boedelredder; commandant; curator; gouverneur; kapitein; kopstuk; landvoogd; manager; regent; rijksbestuurder; stadhouder; voorzitter; zaakwaarnemer; zetbaas
intendant	administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris	rentmeester
régent	administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris	gouverneur; landvoogd; overheerser; overweldiger; plaatsbekleder; regent; rijksbestuurder; stadhouder
trustee	administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris	trustee

Related Words for "administrateur":

administrateuren, administrateurs

Wiktionary Translations for administrateur:

administrateur

noun

Personne qui régir les biens, les affaires d’une société, d’un grand établissement, d'un site internet etc.
- administrateur → administrateur; beheerder; bestuurder; zetbaas
Personne qui dirige un établissement, un service
- directeur → administrateur; beheerder; bestuurder; zetbaas; directeur
Celui, celle qui gérer, qui administrer pour le compte d’autrui.
- gérant → administrateur; beheerder; bestuurder; zetbaas
Celui qui régir, qui gérer par commission et à la charge de rendre compte.
- régisseur → administrateur; beheerder; bestuurder; zetbaas
Celui qui élire ou désigner pour gérer les affaires d’une collectivité.
- syndic → administrateur