Dutch
Detailed Translations for afbladderen from Dutch to French
afbladderen:
-
afbladderen
effeuiller; écailler; se détacher; s'écailler; s'exfolier; épamprer-
effeuiller verb
-
écailler verb (écaille, écailles, écaillons, écaillez, écaillent, écaillais, écaillait, écaillions, écailliez, écaillaient, écaillai, écaillas, écailla, écaillâmes, écaillâtes, écaillèrent, écaillerai, écailleras, écaillera, écaillerons, écaillerez, écailleront)
-
se détacher verb
-
s'écailler verb
-
s'exfolier verb
-
épamprer verb
-
Conjugations for afbladderen:
o.t.t.
- bladder af
- bladdert af
- bladdert af
- bladderen af
- bladderen af
- bladderen af
o.v.t.
- bladderde af
- bladderde af
- bladderde af
- bladderden af
- bladderden af
- bladderden af
v.t.t.
- heb afgebladderd
- hebt afgebladderd
- heeft afgebladderd
- hebben afgebladderd
- hebben afgebladderd
- hebben afgebladderd
v.v.t.
- had afgebladderd
- had afgebladderd
- had afgebladderd
- hadden afgebladderd
- hadden afgebladderd
- hadden afgebladderd
o.t.t.t.
- zal afbladderen
- zult afbladderen
- zal afbladderen
- zullen afbladderen
- zullen afbladderen
- zullen afbladderen
o.v.t.t.
- zou afbladderen
- zou afbladderen
- zou afbladderen
- zouden afbladderen
- zouden afbladderen
- zouden afbladderen
diversen
- bladder af!
- bladdert af!
- afgebladderd
- afbladderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afbladderen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
écaillage | afbladderen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
effeuiller | afbladderen | |
s'exfolier | afbladderen | afschilferen; schilferen |
s'écailler | afbladderen | afschilferen; afspatten; afspringen; afvliegen; schilferen |
se détacher | afbladderen | afspatten; afspringen; afvliegen; los worden; losgaan; loskomen; losraken; opengaan |
écailler | afbladderen | |
épamprer | afbladderen |