Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afgeweekt:
  2. afweken:


Dutch

Detailed Translations for afgeweekt from Dutch to French

afgeweekt:

afgeweekt adj

  1. afgeweekt

Translation Matrix for afgeweekt:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
décollé afgeweekt

afweken:

afweken verb (week af, weekt af, weekte af, weekten af, afgeweekt)

  1. afweken
    décoller
    • décoller verb (décolle, décolles, décollons, décollez, )
  2. afweken (losweken; afstomen)
    décoller; se décoller
    • décoller verb (décolle, décolles, décollons, décollez, )

Conjugations for afweken:

o.t.t.
  1. week af
  2. weekt af
  3. weekt af
  4. weken af
  5. weken af
  6. weken af
o.v.t.
  1. weekte af
  2. weekte af
  3. weekte af
  4. weekten af
  5. weekten af
  6. weekten af
v.t.t.
  1. heb afgeweekt
  2. hebt afgeweekt
  3. heeft afgeweekt
  4. hebben afgeweekt
  5. hebben afgeweekt
  6. hebben afgeweekt
v.v.t.
  1. had afgeweekt
  2. had afgeweekt
  3. had afgeweekt
  4. hadden afgeweekt
  5. hadden afgeweekt
  6. hadden afgeweekt
o.t.t.t.
  1. zal afweken
  2. zult afweken
  3. zal afweken
  4. zullen afweken
  5. zullen afweken
  6. zullen afweken
o.v.t.t.
  1. zou afweken
  2. zou afweken
  3. zou afweken
  4. zouden afweken
  5. zouden afweken
  6. zouden afweken
diversen
  1. week af!
  2. weekt af!
  3. afgeweekt
  4. afwekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afweken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
décoller afstomen; afweken; losweken klimmen; omhoogklimmen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen
se décoller afstomen; afweken; losweken afspatten; afspringen; afvliegen; los worden; losgaan