Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afzuigen:


Dutch

Detailed Translations for afgezogen from Dutch to French

afzuigen:

afzuigen verb ! (zuig af, zuigt af, zoog af, zogen af, afgezogen)

  1. afzuigen (fellatio doen; pijpen; zuigen)
    sucer; téter
    • sucer verb (suce, suces, suçons, sucez, )
    • téter verb (tète, tètes, tétons, tétez, )
  2. afzuigen (wegzuigen; opzuigen)
    attiter; drainer; aspirer
    • attiter verb
    • drainer verb (draine, draines, drainons, drainez, )
    • aspirer verb (aspire, aspires, aspirons, aspirez, )

Conjugations for afzuigen:

o.t.t.
  1. zuig af
  2. zuigt af
  3. zuigt af
  4. zuigen af
  5. zuigen af
  6. zuigen af
o.v.t.
  1. zoog af
  2. zoog af
  3. zoog af
  4. zogen af
  5. zogen af
  6. zogen af
v.t.t.
  1. heb afgezogen
  2. hebt afgezogen
  3. heeft afgezogen
  4. hebben afgezogen
  5. hebben afgezogen
  6. hebben afgezogen
v.v.t.
  1. had afgezogen
  2. had afgezogen
  3. had afgezogen
  4. hadden afgezogen
  5. hadden afgezogen
  6. hadden afgezogen
o.t.t.t.
  1. zal afzuigen
  2. zult afzuigen
  3. zal afzuigen
  4. zullen afzuigen
  5. zullen afzuigen
  6. zullen afzuigen
o.v.t.t.
  1. zou afzuigen
  2. zou afzuigen
  3. zou afzuigen
  4. zouden afzuigen
  5. zouden afzuigen
  6. zouden afzuigen
diversen
  1. zuig af!
  2. zuigt af!
  3. afgezogen
  4. afzuigende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afzuigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
téter volzuigen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aspirer afzuigen; opzuigen; wegzuigen absorberen; bedoelen; beogen; een snuif nemen; hopen; iets ophalen; insnuiven; opnemen; opslorpen; opslurpen; opsnuiven; snuiven; spinzen; ten doel hebben; van hoop vervuld zijn; verlangen
attiter afzuigen; opzuigen; wegzuigen
drainer afzuigen; opzuigen; wegzuigen afwateren
sucer afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen kluiven; knauwen; leegzuigen; lurken; sabbelen; slurpen; uitzuigen; zuigen
téter afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen lurken; sabbelen; zuigen