Summary


Dutch

Detailed Translations for afschaf from Dutch to French

afschaffen:

afschaffen verb (schaf af, schaft af, schafte af, schaften af, afgeschaft)

  1. afschaffen
    abroger; supprimer; abolir
    • abroger verb (abroge, abroges, abrogeons, abrogez, )
    • supprimer verb (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, )
    • abolir verb (abolis, abolit, abolissons, abolissez, )

Conjugations for afschaffen:

o.t.t.
  1. schaf af
  2. schaft af
  3. schaft af
  4. schaffen af
  5. schaffen af
  6. schaffen af
o.v.t.
  1. schafte af
  2. schafte af
  3. schafte af
  4. schaften af
  5. schaften af
  6. schaften af
v.t.t.
  1. heb afgeschaft
  2. hebt afgeschaft
  3. heeft afgeschaft
  4. hebben afgeschaft
  5. hebben afgeschaft
  6. hebben afgeschaft
v.v.t.
  1. had afgeschaft
  2. had afgeschaft
  3. had afgeschaft
  4. hadden afgeschaft
  5. hadden afgeschaft
  6. hadden afgeschaft
o.t.t.t.
  1. zal afschaffen
  2. zult afschaffen
  3. zal afschaffen
  4. zullen afschaffen
  5. zullen afschaffen
  6. zullen afschaffen
o.v.t.t.
  1. zou afschaffen
  2. zou afschaffen
  3. zou afschaffen
  4. zouden afschaffen
  5. zouden afschaffen
  6. zouden afschaffen
diversen
  1. schaf af!
  2. schaft af!
  3. afgeschaft
  4. afschaffende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschaffen [znw.] noun

  1. afschaffen (uit de dienst ontslaan; ontslaan; afdanken)
    le licenciement; le renvoi; le virement

Translation Matrix for afschaffen:

NounRelated TranslationsOther Translations
licenciement afdanken; afschaffen; ontslaan; uit de dienst ontslaan ontslag
renvoi afdanken; afschaffen; ontslaan; uit de dienst ontslaan afdanking; bekendmaking; bericht; boer; boertje; boodschap; burp; congé; gewag; mededeling; melding; opgave; oprisping; referentie; relaas; tijding; uitspraak; vermelding; verwijzing; verwittiging
virement afdanken; afschaffen; ontslaan; uit de dienst ontslaan bankgiro; giro; opzwaai; overboeking; overmaking; overschrijving; zwenking
VerbRelated TranslationsOther Translations
abolir afschaffen opdoeken; opheffen
abroger afschaffen herroepen; terugroepen
supprimer afschaffen afbestellen; afbreken; afgelasten; afkrijgen; afmaken; afronden; afschrijven; afwerken; afzeggen; annuleren; beëindigen; breken; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; intrekken; klaarkrijgen; klaarmaken; liquideren; neerhalen; nietig verklaren; nullificeren; ombrengen; omverhalen; ondervangen; opbreken; opdoeken; opheffen; slopen; teniet doen; uit elkaar halen; uitroeien; van kant maken; verijdelen; vermoorden; vernietigen; verwijderen; volbrengen; volmaken; voltooien; zuur opbreken

Wiktionary Translations for afschaffen:

afschaffen
verb
  1. tot een einde brengen
afschaffen
Cross Translation:
FromToVia
afschaffen supprimer; abolir abolish — to end a law
afschaffen éliminer dispense — To eliminate or do without
afschaffen abroger; annuler; révoquer repeal — to cancel