Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Translate bengels

Translate bengels from Dutch to French

Summary

Dutch to French: more detail...

bengels:
- coquins; garnements; galopins; petits brigands
bengel:
- espiègle; polisson; gamin
Wiktionary:
- bengel → gamin, garnement, morpion
- bengel → fripouille, canaille, crapule, garnement

Dutch

Detailed Translations for bengels from Dutch to French

bengels:

bengels [de ~] noun, plural

de bengels (vlegels)
le coquins; le garnements; le galopins; le petits brigands
- coquins [le ~] noun
- garnements [le ~] noun
- galopins [le ~] noun
- petits brigands [le ~] noun

Translation Matrix for bengels:

Noun	Related Translations	Other Translations
coquins	bengels; vlegels	rotzakken; smeerlappen
galopins	bengels; vlegels
garnements	bengels; vlegels	guiten; olijkerds
petits brigands	bengels; vlegels

Related Words for "bengels":

bengel

bengels form of bengel:

bengel [de ~ (m)] noun

de bengel (kwajongen; deugniet; boefje; schelm; vlegel; schavuit; ondeugd)
l'espiègle; le polisson; le gamin
- espiègle [le ~] noun
- polisson [le ~] noun
- gamin [le ~] noun

Translation Matrix for bengel:

Noun	Related Translations	Other Translations
espiègle	bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel	deugniet; grappenmaker; guit; jongen; komiek; mallerd; olijkerd; paljas; pias; rakker; schalk; snaak; stinkerd; stouterd; uilenspiegel
gamin	bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel	dreumes; hummel; joch; jochie; jongetje; klein jongetje; klein kind; kleine jongen; kleintje; peuter; snuiter; straatjongen; uk; vandaal; worm; wurm
polisson	bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel	blaag; boef; fielt; jongen; jongens; lelijkerd; picaro; rakker; rakkers; rekel; schalk; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; smiek; stouterd; viezerik; zwijn
Modifier	Related Translations	Other Translations
espiègle		geestig; geinig; grappig; guitig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; olijk
gamin		bengelachtig; guitig; jongensachtig; kwajongensachtig; ondeugend; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig
polisson		bengelachtig; ernaast; fout; foutief; guitig; jongensachtig; kwajongensachtig; mis; ondeugend; onjuist; onwaar; rekelachtig; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; ten onrechte; verkeerd

Related Words for "bengel":

bengelen, bengels, bengeltje, bengeltjes

Wiktionary Translations for bengel:

bengel

noun

(vieilli) enfant pauvre qui vit dans les rues.
- gamin → bengel; blaag; rekel; snotaap; straatbengel; vlegel
mauvais sujet, vaurien.
- garnement → nietrsnut; bengel
Enfant
- morpion → bengel; blaag; rekel; snotaap; straatbengel; vlegel

Cross Translation:

From	To	Via
• bengel	→ fripouille; canaille; crapule	↔ rascal — someone who is naughty
• bengel	→ garnement	↔ urchin — mischievous child

External Machine Translations: