Noun | Related Translations | Other Translations |
blessure
|
blessure; letsel
|
beschadigen; gekneusd zijn; kneuzing; krenking; kwetsen; kwetsing; kwetsuur; letsel; verwonding; wond; zeer
|
lésion
|
blessure; letsel
|
bobbeltje; buil; bult; bultje; kneuswond; kneuzing; kwetsuur; letsel; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; verwonding; vleeswond; voetbalknie; wond; zwelling
|
plaie
|
blessure; letsel
|
crime; kwetsuur; verwonding; vleeswond; wond
|
traumatisme
|
blessure; letsel
|
kwetsuur; letsel; trauma; verwonding; wond
|