Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. butsen:


Dutch

Detailed Translations for butsen from Dutch to French

butsen:

butsen verb

  1. butsen (indeuken; een deuk maken in)
    cabosser; bossuer; bosseler
    • cabosser verb (cabosse, cabosses, cabossons, cabossez, )
    • bossuer verb (bossue, bossues, bossuons, bossuez, )
    • bosseler verb (bosselle, bosselles, bosselons, bosselez, )
  2. butsen (kaatsen)
    rebondir; meurtrir
    • rebondir verb (rebondis, rebondit, rebondissons, rebondissez, )
    • meurtrir verb (meurtris, meurtrit, meurtrissons, meurtrissez, )

Translation Matrix for butsen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bosseler butsen; een deuk maken in; indeuken
bossuer butsen; een deuk maken in; indeuken
cabosser butsen; een deuk maken in; indeuken
meurtrir butsen; kaatsen benadelen; krenken; kwetsen; nadeel berokkenen
rebondir butsen; kaatsen afstuiten; ketsen; opveren; terugspringen; terugstuiten