Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. chaos:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for chaos from Dutch to French

chaos:

chaos [de ~ (m)] noun

  1. de chaos (wanorde; puinhoop; heksenketel; )
    l'embrouillage; le chaos; le désordre; la pagaille; la chienlit; le bordel; la confusion; la pagaïe

Translation Matrix for chaos:

NounRelated TranslationsOther Translations
bordel chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje beestenboel; bende; bocht; bordeel; doolhof; gein; hoerenkast; huis met prostituées; jolijt; keet; knoeiboel; labyrint; leut; lol; lusthuis; plezier; pret; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; smerig spul; soepzootje; troep; warboel; warhoop; warnet; warwinkel; zooi; zootje
chaos chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje doolhof; knoeiboel; labyrint; rommel; troep; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warnet; warwinkel; zooitje; zootje
chienlit chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje verkleding; vermomming
confusion chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje beduusdheid; beschaamdheid; doolhof; labyrint; ontreddering; ontsteldheid; oproer; opstand; opstootje; rel; schaamte; schaamtegevoel; verbijstering; verbouwereerdheid; verwardheid; verwarring; volksoproer; vuistgevecht; warboel; warnet
désordre chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje anarchie; bende; doolhof; fraude; knoeiboel; labyrint; malversatie; onenigheid; ongeregeldheid; onmin; onregelmatigheden; ontvreemding; onvrede; opstootje; ordeloosheid; ordeverstoring; puinhoop; puinzooi; rel; rommel; rotzooi; soepzootje; stoornis; troep; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; verstoring; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warnet; warwinkel; zooi; zooitje; zootje; zwendel
embrouillage chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje
pagaille chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje bende; broddelwerk; doolhof; drukte; gedoe; geflikflooi; geklodder; gemekker; gerotzooi; gezanik; gezeur; kladwerk; knoeiboel; knoeiwerk; knutselwerk; labyrint; omhaal; prutswerk; puinhoop; puinzooi; rommel; rommelig gedoe; rommelzooi; rotzooi; soepzootje; troep; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warnet; warwinkel; zooi; zooitje; zootje
pagaïe chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje bocht; rotzooi; smerig spul; troep

Wiktionary Translations for chaos:

chaos
noun
  1. Théologie

Cross Translation:
FromToVia
chaos chaos chaos — state of disorder
chaos chaos; grabuge Chaos — Zustand der Unordnung