Dutch
Detailed Translations for doorbrengen from Dutch to French
doorbrengen:
-
doorbrengen (besteden; slijten)
passer le temps; passer-
passer le temps verb
-
passer verb (passe, passes, passons, passez, passent, passais, passait, passions, passiez, passaient, passai, passas, passa, passâmes, passâtes, passèrent, passerai, passeras, passera, passerons, passerez, passeront)
-
Conjugations for doorbrengen:
o.t.t.
- breng door
- brengt door
- brengt door
- brengen door
- brengen door
- brengen door
o.v.t.
- bracht door
- bracht door
- bracht door
- brachten door
- brachten door
- brachten door
v.t.t.
- heb doorgebracht
- hebt doorgebracht
- heeft doorgebracht
- hebben doorgebracht
- hebben doorgebracht
- hebben doorgebracht
v.v.t.
- had doorgebracht
- had doorgebracht
- had doorgebracht
- hadden doorgebracht
- hadden doorgebracht
- hadden doorgebracht
o.t.t.t.
- zal doorbrengen
- zult doorbrengen
- zal doorbrengen
- zullen doorbrengen
- zullen doorbrengen
- zullen doorbrengen
o.v.t.t.
- zou doorbrengen
- zou doorbrengen
- zou doorbrengen
- zouden doorbrengen
- zouden doorbrengen
- zouden doorbrengen
diversen
- breng door!
- brengt door!
- doorgebracht
- doorbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doorbrengen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
passer | besteden; doorbrengen; slijten | aangeven; aankomen; aanlopen; aanreiken; aantrekken; aflopen; bezoeken; dichttrekken; doordrukken; doorheen reizen; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; dwars oversteken; erdoor komen; geven; inhalen; inlopen; komen aanlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; oversteken; passeren; reiken; reizen door; schenken; toestoppen; vergaan; verlenen; verlopen; verstrekken; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijrijden; voorbijvaren |
passer le temps | besteden; doorbrengen; slijten |
Wiktionary Translations for doorbrengen:
doorbrengen
verb
-
Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.