Dutch
Detailed Translations for doorvoer from Dutch to French
doorvoer:
-
de doorvoer (transito)
-
de doorvoer
-
de doorvoer
Translation Matrix for doorvoer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
débit | doorvoer | bankschuld; debet; doorvoercapaciteit; licentie; spreekbeurten; tekort; tekortsaldo; vergunning |
marchandise transitée | doorvoer; transito | |
transit | doorvoer; transito |
Related Words for "doorvoer":
doorvoer form of doorvaren:
-
doorvaren
traverser; traverser en bateau-
traverser verb (traverse, traverses, traversons, traversez, traversent, traversais, traversait, traversions, traversiez, traversaient, traversai, traversas, traversa, traversâmes, traversâtes, traversèrent, traverserai, traverseras, traversera, traverserons, traverserez, traverseront)
-
traverser en bateau verb
-
Conjugations for doorvaren:
o.t.t.
- vaar door
- vaart door
- vaart door
- varen door
- varen door
- varen door
o.v.t.
- voer door
- voer door
- voer door
- voeren door
- voeren door
- voeren door
v.t.t.
- ben doorgevaard
- bent doorgevaard
- is doorgevaard
- zijn doorgevaard
- zijn doorgevaard
- zijn doorgevaard
v.v.t.
- was doorgevaard
- was doorgevaard
- was doorgevaard
- waren doorgevaard
- waren doorgevaard
- waren doorgevaard
o.t.t.t.
- zal doorvaren
- zult doorvaren
- zal doorvaren
- zullen doorvaren
- zullen doorvaren
- zullen doorvaren
o.v.t.t.
- zou doorvaren
- zou doorvaren
- zou doorvaren
- zouden doorvaren
- zouden doorvaren
- zouden doorvaren
diversen
- vaar door!
- vaart door!
- doorgevaard
- doorvarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doorvaren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
traverser | doorvaren | doorheen reizen; doorkomen; doorleven; doormaken; doorreizen; doorstaan; doorvliegen; dwars oversteken; opkruisen; oplaveren; overgaan; oversteken; reizen; reizen door; rondreizen; trekken; verdragen; verduren; verteren; zwerven |
traverser en bateau | doorvaren |
doorvoeren:
-
doorvoeren
transiter; passer en transit; conduire à travers-
transiter verb (transite, transites, transitons, transitez, transitent, transitais, transitait, transitions, transitiez, transitaient, transitai, transitas, transita, transitâmes, transitâtes, transitèrent, transiterai, transiteras, transitera, transiterons, transiterez, transiteront)
-
passer en transit verb
-
conduire à travers verb
-
Conjugations for doorvoeren:
o.t.t.
- voer door
- voert door
- voert door
- voeren door
- voeren door
- voeren door
o.v.t.
- voerde door
- voerde door
- voerde door
- voerden door
- voerden door
- voerden door
v.t.t.
- heb doorgevoerd
- hebt doorgevoerd
- heeft doorgevoerd
- hebben doorgevoerd
- hebben doorgevoerd
- hebben doorgevoerd
v.v.t.
- had doorgevoerd
- had doorgevoerd
- had doorgevoerd
- hadden doorgevoerd
- hadden doorgevoerd
- hadden doorgevoerd
o.t.t.t.
- zal doorvoeren
- zult doorvoeren
- zal doorvoeren
- zullen doorvoeren
- zullen doorvoeren
- zullen doorvoeren
o.v.t.t.
- zou doorvoeren
- zou doorvoeren
- zou doorvoeren
- zouden doorvoeren
- zouden doorvoeren
- zouden doorvoeren
en verder
- is doorgevoerd
- zijn doorgevoerd
diversen
- voer door!
- voert door!
- doorgevoerd
- doorvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doorvoeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
conduire à travers | doorvoeren | |
passer en transit | doorvoeren | |
transiter | doorvoeren |
Related Words for "doorvoeren":
External Machine Translations: