Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. excuseren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for excuseert from Dutch to French

excuseert form of excuseren:

excuseren verb (excuseer, excuseert, excuseerde, excuseerden, geëxcuseerd)

  1. excuseren (verschonen)
    excuser; présenter des excuses; pardonner
    • excuser verb (excuse, excuses, excusons, excusez, )
    • pardonner verb (pardonne, pardonnes, pardonnons, pardonnez, )
  2. excuseren (excuses aanbieden; verontschuldigen)

Conjugations for excuseren:

o.t.t.
  1. excuseer
  2. excuseert
  3. excuseert
  4. excuseren
  5. excuseren
  6. excuseren
o.v.t.
  1. excuseerde
  2. excuseerde
  3. excuseerde
  4. excuseerden
  5. excuseerden
  6. excuseerden
v.t.t.
  1. heb geëxcuseerd
  2. hebt geëxcuseerd
  3. heeft geëxcuseerd
  4. hebben geëxcuseerd
  5. hebben geëxcuseerd
  6. hebben geëxcuseerd
v.v.t.
  1. had geëxcuseerd
  2. had geëxcuseerd
  3. had geëxcuseerd
  4. hadden geëxcuseerd
  5. hadden geëxcuseerd
  6. hadden geëxcuseerd
o.t.t.t.
  1. zal excuseren
  2. zult excuseren
  3. zal excuseren
  4. zullen excuseren
  5. zullen excuseren
  6. zullen excuseren
o.v.t.t.
  1. zou excuseren
  2. zou excuseren
  3. zou excuseren
  4. zouden excuseren
  5. zouden excuseren
  6. zouden excuseren
en verder
  1. ben geëxcuseerd
  2. bent geëxcuseerd
  3. is geëxcuseerd
  4. zijn geëxcuseerd
  5. zijn geëxcuseerd
  6. zijn geëxcuseerd
diversen
  1. excuseer!
  2. excuseert!
  3. geëxcuseerd
  4. excuserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for excuseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
excuser excuseren; verschonen bagatelliseren; goedpraten; rechtpraten; rechtvaardigen; verantwoorden; vergeven; vergiffenis schenken; vergoelijken; wettigen
pardonner excuseren; verschonen vergeven; vergiffenis schenken; vergoelijken
présenter des excuses excuseren; verschonen
s'excuser excuseren; excuses aanbieden; verontschuldigen

Wiktionary Translations for excuseren:

excuseren
Cross Translation:
FromToVia
excuseren excuser; pardonner excuse — forgive, pardon
excuseren excuser excuse — allow to leave