Summary


Dutch

Detailed Translations for fuivend from Dutch to French

fuivend form of fuiven:

fuiven verb (fuif, fuift, fuifde, fuifden, gefuifd)

  1. fuiven (feestelijk onthalen; fêteren)
    accueillir; fêter; offrir des friandises
    • accueillir verb (accueille, accueilles, accueillons, accueillez, )
    • fêter verb (fête, fêtes, fêtons, fêtez, )
  2. fuiven (trakteren)
    régaler; offrir une tournée; fêter; offrir; inviter; faire la fête
    • régaler verb (régale, régales, régalons, régalez, )
    • fêter verb (fête, fêtes, fêtons, fêtez, )
    • offrir verb (offre, offres, offrons, offrez, )
    • inviter verb (invite, invites, invitons, invitez, )

Conjugations for fuiven:

o.t.t.
  1. fuif
  2. fuift
  3. fuift
  4. fuiven
  5. fuiven
  6. fuiven
o.v.t.
  1. fuifde
  2. fuifde
  3. fuifde
  4. fuifden
  5. fuifden
  6. fuifden
v.t.t.
  1. heb gefuifd
  2. hebt gefuifd
  3. heeft gefuifd
  4. hebben gefuifd
  5. hebben gefuifd
  6. hebben gefuifd
v.v.t.
  1. had gefuifd
  2. had gefuifd
  3. had gefuifd
  4. hadden gefuifd
  5. hadden gefuifd
  6. hadden gefuifd
o.t.t.t.
  1. zal fuiven
  2. zult fuiven
  3. zal fuiven
  4. zullen fuiven
  5. zullen fuiven
  6. zullen fuiven
o.v.t.t.
  1. zou fuiven
  2. zou fuiven
  3. zou fuiven
  4. zouden fuiven
  5. zouden fuiven
  6. zouden fuiven
diversen
  1. fuif!
  2. fuift!
  3. gefuifd
  4. fuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for fuiven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
accueillir feestelijk onthalen; fuiven; fêteren aannemen; aanvaarden; accepteren; begroeten; binnenhalen; gedag zeggen; groeten; in ontvangst nemen; koppelen; onthalen; ontvangen; opvangen; van onderdak voorzien; vergasten; verwelkomen; welkom heten
faire la fête fuiven; trakteren celebreren; de hort op gaan; feesten; feestvieren; nachtbraken; stappen; uitgaan; vieren
fêter feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; trakteren celebreren; feesten; feestvieren; laten vieren; vieren
inviter fuiven; trakteren aanroepen; aansporen; aanzetten; engageren; inroepen; inviteren; noden; toeroepen; uitnodigen
offrir fuiven; trakteren aan tafel bedienen; aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; bedienen; bieden; cadeau doen; cadeau geven; geven; indienen; laten zien; leveren; offreren; opdienen; opdissen; overgeven; overhandigen; presenteren; schenken; toesteken; tonen; uitloven; vertonen; voorschotelen; voorzetten
offrir des friandises feestelijk onthalen; fuiven; fêteren trakteren; uitdelen
offrir une tournée fuiven; trakteren
régaler fuiven; trakteren trakteren; uitdelen

Related Words for "fuiven":


Wiktionary Translations for fuiven:


External Machine Translations: