Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. geglazuurd:
  2. glazuren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geglazuurd from Dutch to French

geglazuurd:


geglazuurd form of glazuren:

glazuren verb (glazuur, glazuurt, glazuurde, glazuurden, geglazuurd)

  1. glazuren (verglazen; met glazuur bedekken)
    glacer; vernir
    • glacer verb
    • vernir verb (vernis, vernit, vernissons, vernissez, )

Conjugations for glazuren:

o.t.t.
  1. glazuur
  2. glazuurt
  3. glazuurt
  4. glazuren
  5. glazuren
  6. glazuren
o.v.t.
  1. glazuurde
  2. glazuurde
  3. glazuurde
  4. glazuurden
  5. glazuurden
  6. glazuurden
v.t.t.
  1. heb geglazuurd
  2. hebt geglazuurd
  3. heeft geglazuurd
  4. hebben geglazuurd
  5. hebben geglazuurd
  6. hebben geglazuurd
v.v.t.
  1. had geglazuurd
  2. had geglazuurd
  3. had geglazuurd
  4. hadden geglazuurd
  5. hadden geglazuurd
  6. hadden geglazuurd
o.t.t.t.
  1. zal glazuren
  2. zult glazuren
  3. zal glazuren
  4. zullen glazuren
  5. zullen glazuren
  6. zullen glazuren
o.v.t.t.
  1. zou glazuren
  2. zou glazuren
  3. zou glazuren
  4. zouden glazuren
  5. zouden glazuren
  6. zouden glazuren
en verder
  1. is geglazuurd
  2. zijn geglazuurd
diversen
  1. glazuur!
  2. glazuurt!
  3. geglazuurd
  4. glazurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for glazuren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
glacer glazuren; met glazuur bedekken; verglazen glaceren
vernir glazuren; met glazuur bedekken; verglazen beschilderen; glaceren; lakken; schilderen; vernissen; verven

Related Words for "glazuren":


Wiktionary Translations for glazuren:

glazuren
verb
  1. met een laag glazuur bedekken
  2. met een laag glanzende suiker bedekken

Cross Translation:
FromToVia
glazuren glacer glaze — to apply a thin layer of coating