Summary
Dutch
Detailed Translations for gemeubileerd from Dutch to French
gemeubileerd:
Translation Matrix for gemeubileerd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
meublé | gemeubileerd |
gemeubileerd form of meubileren:
-
meubileren (inrichten)
aménager; meubler; installer; outiller-
aménager verb (aménage, aménages, aménageons, aménagez, aménagent, aménageais, aménageait, aménagions, aménagiez, aménageaient, aménageai, aménageas, aménagea, aménageâmes, aménageâtes, aménagèrent, aménagerai, aménageras, aménagera, aménagerons, aménagerez, aménageront)
-
meubler verb (meuble, meubles, meublons, meublez, meublent, meublais, meublait, meublions, meubliez, meublaient, meublai, meublas, meubla, meublâmes, meublâtes, meublèrent, meublerai, meubleras, meublera, meublerons, meublerez, meubleront)
-
installer verb (installe, installes, installons, installez, installent, installais, installait, installions, installiez, installaient, installai, installas, installa, installâmes, installâtes, installèrent, installerai, installeras, installera, installerons, installerez, installeront)
-
outiller verb
-
Conjugations for meubileren:
o.t.t.
- meubileer
- meubileert
- meubileert
- meubileren
- meubileren
- meubileren
o.v.t.
- meubileerde
- meubileerde
- meubileerde
- meubileerden
- meubileerden
- meubileerden
v.t.t.
- heb gemeubileerd
- hebt gemeubileerd
- heeft gemeubileerd
- hebben gemeubileerd
- hebben gemeubileerd
- hebben gemeubileerd
v.v.t.
- had gemeubileerd
- had gemeubileerd
- had gemeubileerd
- hadden gemeubileerd
- hadden gemeubileerd
- hadden gemeubileerd
o.t.t.t.
- zal meubileren
- zult meubileren
- zal meubileren
- zullen meubileren
- zullen meubileren
- zullen meubileren
o.v.t.t.
- zou meubileren
- zou meubileren
- zou meubileren
- zouden meubileren
- zouden meubileren
- zouden meubileren
diversen
- meubileer!
- meubileert!
- gemeubileerd
- meubilerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meubileren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aménager | inrichten; meubileren | arrangeren; huis inrichten; iets op touw zetten; regelen |
installer | inrichten; meubileren | aanbrengen; aanleggen; bevestigen; bijzetten; deponeren; ergens aan bevestigen; inaugureren; inhuldigen; inrichten; installeren; inwijden; leggen; monteren en aansluiten; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; plaatsen; plechtig bevestigen; vastmaken; vastzetten; wegleggen; zetten |
meubler | inrichten; meubileren | |
outiller | inrichten; meubileren |