Dutch
Detailed Translations for glunderend from Dutch to French
glunderend:
-
glunderend
Translation Matrix for glunderend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
brillant | glunderend | beter dan de rest; betoverend; blinkend; briljant; briljante; clever; fantastisch; fenomenaal; fonkelend; geniaal; geweldig; glansrijk; glanzend; glimmend; glinsterend; grandioos; groots; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; licht gevend; lichtend; lichtgevend; luisterrijk; lumineus; magnifiek; pienter; prachtig; pralend; schijnend; schitterend; schrander; slim; snugger; uitblinkend; uitgeslapen; uitnemend; uitstekend; vaardig; vindingrijk; voortreffelijk |
luisant | glunderend | blinkend; glanzend; glimmend; glinsterend; licht gevend; lichtend; schijnend; schitterend |
rayonnant | glunderend | glanzend; stralend |
étincelant | glunderend | beter dan de rest; briljante; fonkelend; glanzend; glinsterend; schitterend; uitblinkend |
glunderend form of glunderen:
-
glunderen
Conjugations for glunderen:
o.t.t.
- glunder
- glundert
- glundert
- glunderen
- glunderen
- glunderen
o.v.t.
- glunderde
- glunderde
- glunderde
- glunderden
- glunderden
- glunderden
v.t.t.
- heb geglunderd
- hebt geglunderd
- heeft geglunderd
- hebben geglunderd
- hebben geglunderd
- hebben geglunderd
v.v.t.
- had geglunderd
- had geglunderd
- had geglunderd
- hadden geglunderd
- hadden geglunderd
- hadden geglunderd
o.t.t.t.
- zal glunderen
- zult glunderen
- zal glunderen
- zullen glunderen
- zullen glunderen
- zullen glunderen
o.v.t.t.
- zou glunderen
- zou glunderen
- zou glunderen
- zouden glunderen
- zouden glunderen
- zouden glunderen
diversen
- glunder!
- glundert!
- geglunderd
- glunderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for glunderen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
rayonner | glunderen | blaken; fonkelen; glinsteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; licht uitzenden; schijnen; schitteren; stralen; straling uitzenden; uitwaaieren; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden |