Summary
Dutch to French: more detail...
- groeperen:
-
Wiktionary:
- groeperen → grouper, rassembler
- groeperen → grouper
Dutch
Detailed Translations for groeperen from Dutch to French
groeperen:
-
groeperen (indelen; ordenen; arrangeren; systematiseren)
grouper; ficher; classer; classifier; arranger; catégoriser; repartir; systématiser-
grouper verb (groupe, groupes, groupons, groupez, groupent, groupais, groupait, groupions, groupiez, groupaient, groupai, groupas, groupa, groupâmes, groupâtes, groupèrent, grouperai, grouperas, groupera, grouperons, grouperez, grouperont)
-
ficher verb (fiche, fiches, fichons, fichez, fichent, fichais, fichait, fichions, fichiez, fichaient, fichai, fichas, ficha, fichâmes, fichâtes, fichèrent, ficherai, ficheras, fichera, ficherons, ficherez, ficheront)
-
classer verb (classe, classes, classons, classez, classent, classais, classait, classions, classiez, classaient, classai, classas, classa, classâmes, classâtes, classèrent, classerai, classeras, classera, classerons, classerez, classeront)
-
classifier verb (classifie, classifies, classifions, classifiez, classifient, classifiais, classifiait, classifiions, classifiiez, classifiaient, classifiai, classifias, classifia, classifiâmes, classifiâtes, classifièrent, classifierai, classifieras, classifiera, classifierons, classifierez, classifieront)
-
arranger verb (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, arrangent, arrangeais, arrangeait, arrangions, arrangiez, arrangeaient, arrangeai, arrangeas, arrangea, arrangeâmes, arrangeâtes, arrangèrent, arrangerai, arrangeras, arrangera, arrangerons, arrangerez, arrangeront)
-
catégoriser verb (catégorise, catégorises, catégorisons, catégorisez, catégorisent, catégorisais, catégorisait, catégorisions, catégorisiez, catégorisaient, catégorisai, catégorisas, catégorisa, catégorisâmes, catégorisâtes, catégorisèrent, catégoriserai, catégoriseras, catégorisera, catégoriserons, catégoriserez, catégoriseront)
-
repartir verb (repars, repart, repartons, repartez, repartent, repartais, repartait, repartions, repartiez, repartaient, repartis, repartit, repartîmes, repartîtes, repartirent, repartirai, repartiras, repartira, repartirons, repartirez, repartiront)
-
systématiser verb (systématise, systématises, systématisons, systématisez, systématisent, systématisais, systématisait, systématisions, systématisiez, systématisaient, systématisai, systématisas, systématisa, systématisâmes, systématisâtes, systématisèrent, systématiserai, systématiseras, systématisera, systématiserons, systématiserez, systématiseront)
-
-
groeperen
-
groeperen
Conjugations for groeperen:
o.t.t.
- groepeer
- groepeert
- groepeert
- groeperen
- groeperen
- groeperen
o.v.t.
- groepeerde
- groepeerde
- groepeerde
- groepeerden
- groepeerden
- groepeerden
v.t.t.
- heb gegroepeerd
- hebt gegroepeerd
- heeft gegroepeerd
- hebben gegroepeerd
- hebben gegroepeerd
- hebben gegroepeerd
v.v.t.
- had gegroepeerd
- had gegroepeerd
- had gegroepeerd
- hadden gegroepeerd
- hadden gegroepeerd
- hadden gegroepeerd
o.t.t.t.
- zal groeperen
- zult groeperen
- zal groeperen
- zullen groeperen
- zullen groeperen
- zullen groeperen
o.v.t.t.
- zou groeperen
- zou groeperen
- zou groeperen
- zouden groeperen
- zouden groeperen
- zouden groeperen
en verder
- ben gegroepeerd
- bent gegroepeerd
- is gegroepeerd
- zijn gegroepeerd
- zijn gegroepeerd
- zijn gegroepeerd
diversen
- groepeer!
- groepeert!
- gegroepeerd
- groeperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze