Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. heerschap:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for heerschap from Dutch to French

heerschap:

heerschap [het ~] noun

  1. het heerschap (sujet; vent)
    le sujet; le monsieur; le gaillard; l'homme; le type

Translation Matrix for heerschap:

NounRelated TranslationsOther Translations
gaillard heerschap; sujet; vent deugniet; goser; gozer; guit; kerel; knakker; knul; rakker; snaak; stinkerd; vent
homme heerschap; sujet; vent butler; gast; goser; gozer; herenknecht; iemand; individu; kamerbediende; kamerdienaar; kerel; knakker; knul; levensgezel; levenspartner; man; manspersoon; mens; menselijk wezen; mensenkind; partner; persoon; vent; wezen
monsieur heerschap; sujet; vent gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; meneer; mijnheer; vent
sujet heerschap; sujet; vent onderdaan; onderwerp; onderwerp van een zin; thema
type heerschap; sujet; vent aard; fatje; figuur; gast; genre; gevaarte; goser; gozer; heertje; individu; jochie; joekel; jongetje; kanjer; kerel; klasse; kleine jongen; knaap; knakker; knoert; knul; kokker; kokkerd; loei; man; model; monster; onderverdeling; proefje; proeve; slag; snuiter; soort; specimen; staal; staaltje; type; vent
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
sujet onderwerp

Related Words for "heerschap":

  • heerschappen

Wiktionary Translations for heerschap:


Cross Translation:
FromToVia
heerschap hégémonie hegemony — domination, influence, or authority over another
heerschap règne reign — The exercise of sovereign power