Dutch
Detailed Translations for inbalsemen from Dutch to French
inbalsemen:
-
inbalsemen (balsemen)
conserver; embaumer-
conserver verb (conserve, conserves, conservons, conservez, conservent, conservais, conservait, conservions, conserviez, conservaient, conservai, conservas, conserva, conservâmes, conservâtes, conservèrent, conserverai, conserveras, conservera, conserverons, conserverez, conserveront)
-
embaumer verb (embaume, embaumes, embaumons, embaumez, embaument, embaumais, embaumait, embaumions, embaumiez, embaumaient, embaumai, embaumas, embauma, embaumâmes, embaumâtes, embaumèrent, embaumerai, embaumeras, embaumera, embaumerons, embaumerez, embaumeront)
-
Conjugations for inbalsemen:
o.t.t.
- balsem in
- balsemt in
- balsemt in
- balsemen in
- balsemen in
- balsemen in
o.v.t.
- balsemde in
- balsemde in
- balsemde in
- balsemden in
- balsemden in
- balsemden in
v.t.t.
- heb ingebalsemd
- hebt ingebalsemd
- heeft ingebalsemd
- hebben ingebalsemd
- hebben ingebalsemd
- hebben ingebalsemd
v.v.t.
- had ingebalsemd
- had ingebalsemd
- had ingebalsemd
- hadden ingebalsemd
- hadden ingebalsemd
- hadden ingebalsemd
o.t.t.t.
- zal inbalsemen
- zult inbalsemen
- zal inbalsemen
- zullen inbalsemen
- zullen inbalsemen
- zullen inbalsemen
o.v.t.t.
- zou inbalsemen
- zou inbalsemen
- zou inbalsemen
- zouden inbalsemen
- zouden inbalsemen
- zouden inbalsemen
en verder
- ben ingebalsemd
- bent ingebalsemd
- is ingebalsemd
- zijn ingebalsemd
- zijn ingebalsemd
- zijn ingebalsemd
diversen
- balsem in!
- balsemt in!
- ingebalsemd
- inbalsemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inbalsemen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
conserver | balsemen; inbalsemen | behoeden; behouden; beschermen; bewaren; bijeenzamelen; conserveren; deponeren; financieel steunen; gevangen zetten; handhaven; in bescherming nemen; in blik conserveren; in de cel zetten; in stand houden; inblikken; inleggen; inmaken; inpekelen; instandhouden; interneren; inzouten; isoleren; onderhouden; opeenhopen; oppotten; opslaan; opsluiten; opzouten; sparen; stand houden; vastzetten; verduurzamen; vergaren; verzamelen |
embaumer | balsemen; inbalsemen | een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken |